versie 14 januari 2024 |
![]() | Theodorus werd rond 1499 te Amersfoort geboren als tiende kind uit een aanzienlijk geslacht van zestien kinderen van Pouwel (Paulus) Dircksz van der Eem (*1459 ca.): zijn moeder is vooralsnog onbekend. De zoon van zijn iets jongere zus, Odilia van der Eem (*1504 ca.), speelt later in het leven van Dirk van der Eem, als ook in de Nederlandse geschiedenis, een belangrijke rol. Dirk wordt minderbroeder. Wanneer hij komt te overlijden is hij rector van der Tertiarissen te Gorcum. Bij zijn dood is hij in de zeventig. Op 26-06-1572 wordt hij in Gorinchem met nog een aantal andere geloofsovertuigden gevangen genomen, op 07-07-1572 wordt hij en de anderen overgebracht naar Brielle. Op 9 juli 1572 worden 19 mensen die bleven volharden in hun geloof in Brielle door ophanging door de Geuzen vermoord. In 1619 werd te Rome het proces ingeleid dat moest leiden tot de zaligverklaring van de Martelaren van Gorcum. Er werden kerkelijke rechtbanken opgericht die belangrijke getuigenissen optekenden. Het waren vooral de Paters Minderbroeders die zich hebben ingezet voor de zaligverklaring die te Rome door Paus Clemens X werd uitgesproken op 14 november 1675. Na de zaligverklaring werd te Rome het proces ingeleid dat moest leiden tot de heiligverklaring van de Martelaren van Gorcum. Onder Paus Pius IX had de heiligverklaring plaats op 29 juni 1867. informatie bij de foto: Dirk van der Eem in een glas-in-loodraam. Evenals dat van zijn 18 medegeloofsgenoten, ontworpen door Dom. J. van der Mey, ondergebracht in de Hofkerk te Amsterdam. Deze kerk, van architect A.J. Kropholler, is een rijksmonument en behoort tot de Parochie van de HH. Martelaren van Gorcum aan de Linnaeushof 94 te Amsterdam |
'De martelaren van Gorcum', geschreven door Pastoor D. de Lange |
Het boek waarmee het eigenlijk allemaal begon: de zoektocht naar het verleden. Het boek is uitgegeven door uitgeverij Het Spectrum Utrecht, 1954 (toevalligerwijs het geboortejaar van Peter van der Eem, de onderzoeker / de beheerder van deze website). Hieronder enkele fragmenten uit het boek. |
(hoofdstuk III, bladzijden 65 en 66) Ook Dirk van der Eem van Amersfoort is nog geboren in de vorige eeuw, in 1499. Hij kwam uit een Amersfoortse magistratenfamilie die met de besten in den lande vermaagschapt was. Toen de jonge Dirk neiging tot de geestelijke stand vertoonde, was de familie direct bereid en in staat hem een vette prebende als kanunnik te bezorgen, of een goeie positie in een klooster. Hij sloeg dit echter af; in zijn geboortestad had hij kennis gemaakt met de Franciscanen, en vriendschap gesloten met een jonge frater die de regel in al haar strengheid onderhield. Sindsdien stond het voor Dirk vast waar zijn roeping lag: hij zou naakt de naakte Christus volgen en Vrouw Armoede dienen. In 1560 heeft hij al een lang kloosterleven achter de rug. Wij weten niet waar hij dit doorgebracht heeft, maar het is waarschijnlijk dat hij ook een tijd in het Dordrechtse Minderbroederklooster heeft doorgebracht; in 1572, in de dagen van nood, blijkt hij daar goede vrienden te hebben. In Gorcum was hij rector van het Agnietenklooster, het nonnenconvent. (hoofdstuk XI, bladzijde 191) Bovendien worden deze pogingen nog doorkruist door anderen, die bezig waren de maatschappelijk belangrijker kanunniken en pastoors vrij te kopen. Al te gemakkelijk lieten dezen zich verleiden om de Minderbroeders als minderwaardig terzijde te schuiven teneinde hun eigen mensen in de hoogte te steken. Intussen hebben enkele van deze pogingen inderdaad succes. De kapitteldeken, Willem Calff, is Zondag al losgelaten. Een ander kanunnik, Aert Buys, wordt op borgtocht van zijn drie broers uit Dordrecht vrijgelaten. De heer van Spijk bezorgt de bevrijding van de pastoor van Arkel, Jan Robert. Paulus Buys, de pensionaris uit Leiden, en vertrouwensman van Willem van Oranje, werkt voor zijn oom Dirk van der Eem. |
(hoofdstuk XIII, bladzijden 214 en 215) Hier is geen sprake van het losse, slordige afslachten dat de beulen van Lumey en Sonoy elders bedrijven. Hier zijn met koele berekening geestelijken de dood ingejaagd door hun stadgenoten.Menselijk gesproken, kan men deze uitzonderlijke feiten alleen verklaren uit de volstrekt eigenaardige situatie in de stad. En deze situatie is ontstaan rond enkele leidende figuren. Om deze twee middelpunten zijn de anderen gegroepeerd: bij de geestelijk trouwe en uit het levende mannen als Jeronymus van Weert, de ondergardiaan, Dirk van der Eem, rector van het Tertiarissenklooster, Willehad en Nicasius, Jan van Oosterwijk, rector van de Regularissen en Goveart van Duynen de scrupuleuze vicarist. (hoofdstuk XIV, bladzijde 218) Toch ontbreekt ook hier niet alle troost. Enkele burgers tonen openlijk hun ontzetting over het tafereel, en voor twee der gevangenen, de met vele goede geslachten verwante Dirk van der Eem, en de eenvoudige lekenbroeder Peter van Asche worden zelfs pogingen in het werk gesteld hen tegen losgeld vrij te kopen. (hoofdstuk XV, bladzijde 257) Na Willem van Luyk blijven allen trouw, zij hebben de leerschool der twaalf (26 juni tot 9 juli) dagen doorlopen, zij zijn gehard, en volgen waar de Heer hen roept; Willehad de Deen, Dirk van der Eem, Antoon van Weert, Frans de Roye, Antoon van Hoornaer, de twee lekenbroeders Pieter en Cornelis die tot de dood toe verbonden blijven, zij worden rug aan rug opgehangen. | ![]() |
Het bedevaartsoord en de feestdag op 9 juli |
In juli en augustus is het bedevaartsoord dagelijks geopend van 13.00 tot 17.00uur met een Eucharistieviering om 16.00 uur. Met eigen vervoer Rotterdam richting Europoort, de borden Brielle volgen, bij Brielle richting Tinte. Openbaar vervoer: Rotterdam CS, metro naar Spijkenisse en dan bus naar Brielle (Brielle-vesting). Voor informatie, telefoon: 0181-413720. |
Gorcum, ook Gorinchem, de 19 martelaren van Gorcum (Zuid Holland), Feestdag 9 juli
Na de inname van Den Briel op 1 april 1572, werd ook het vestingstadje Gorcum door de Oranje-troepen bezet. Willem van der Marck, graaf van Lumey, gaf bevel alle aanwezige priesters en kloosterlingen gevangen te zetten. Na verschrikkelijk te zijn gemarteld werden zij door Jan van Omal in een schip van Gorkum naar Den Briel overgebracht. Ook gedurende deze tocht hadden zij vele kwellingen te doorstaan en konden de protestanten het niet nalaten de aan God gewijde mannen te martelen. In Dordrecht werden ze half naakt 'tentoongesteld' en aan de bespottingen van het door de protestanten opgehitste gepeupel overgeleverd. In Den Briel werden ze door papenhater Lumey zelf verhoord. Hij beloofde hun de vrijheid als zij zouden ontkennen dat Jezus in de Heilige Hostie aanwezig zou zijn en het oppergezag van Onze Heilige Vader in Rome zouden loochenen. Uiteraard bleven ze weigeren op deze leugen in te gaan, hoe Lumey ze ook deed afranselen. Hoe harder sommigen werden geslagen, des te vuriger werd het verlangen in Christus te mogen sterven. | ![]() |
Het Ware Geloof is niet iets dat je even snel wisselt als een paar sokken, zoals bij de brute graaf van Lumey het geval was. Als een protestantse Pontius Pilatus gaf hij aan Jan van Omal de opdracht ze af te maken om hun geloof. In de nacht van 8 op 9 juli 1572 werden de negentien in een Turfschuur op het martelveld van het verlaten Elisabethklooster even buiten Den Briel, na opnieuw te zijn vernederd en gefolterd, op sadistische wijze opgehangen door het gereformeerde tuig. Deze martelaren voor hun overtuiging waren Leonardus van Veghel (geb. 1527), Nicolaas Janssen van Poppel uit Weelde (geb. 1532), Johannes Lenaerts van Oisterwijk (geb. 1504), Godfried van Duynen (geb. 1502), Andreas (Andries) Wouters (geb. 1542), Nicolaas Pieck (geb. 1534), Hieronymus van Weert (geb. 1522), Theodorus van der Eem (geb. tussen 1499-1502), Nicasius Janssen van Heeze (van Hees) (geb. 1522), Willehadus de Deen (geb. 1482), Godfried (Govaert) van Melveren (geb. 1512), Antonius van Weert (geb. 1523), Antonius van Hoornaer(t) (geb. datum onbekend), Franciscus de Roye (van Rooy) (geb. 1549), Petrus van Assche (van der Slagmolen of Van Aarschot) (geb. 1530), Cornelius van Wijk (bij Duurstede) (geb. 1548), Johannes van Hoornaert (van Keulen) (geb. datum onbekend), Adrianus Jansen van Hilvarenbeek (geb. 1528) en Jacobus Lacops (geb. 1541). |
![]() | Op dezelfde plaats werden de zwaar verminkte lichamen door geloofsgenoten in het geheim begraven. Nog wilde de protestanten hen de eeuwige rust niet gunnen. Niets lieten ze na om deze slachtoffers van de moordzuchtige geloofsfanaten ook postuum te vernederen. In 1615 werden de stoffelijke resten in het diepste geheim opgegraven en in Belgi235; in veiligheid gebracht. Een groot gedeelte van deze relikwieën wordt nu vereerd en verheerlijkt in de bedevaartskerk welke op de plek van de schuur, het martelveld, is verrezen. Paus Pius IX liet in 1867 de martelaren van Gorkum in de lijst der heiligen opnemen als de eerste officiële Romeinse heiligverklaring voor Nederlandse heiligen. Het bedevaartsoord van de heilige Martelaren van Gorkum is gelegen aan de Rik/Hoek Kloosterweg in Brielle en omvat een kerkgebouw en het zogenaamde martelveld, direct achter de kerk. Op het martelveld geeft een hardstenen rand de contouren van de fundering van de oude turfschuur uit 1572 aan, met middenin een koepelvormig monument met altaar. Tevens is er de visvijver te vinden die vanwege de vele vasten- en onthoudingsdagen in die tijd voor de kloosterlingen noodzakelijk was. In het kerkgebouw staat voor het altaar de door de gebroeders Brom uit Utrecht vervaardigde schrijn met de stoffelijke resten van de Martelaren. |
De architectuur van de kerk: Opvallend in het gebouw is de systematische toepassing van bakstenen spitsbogen, niet alleen in het schip van de kerk, maar ook in de zijbeuken en in de processiegangen. Ook de lichtinval is bijzonder van aard: het schip van de kerk is schaars verlicht via blauw en groen getinte glas-in-lood-ramen. Het licht op het priesterkoor valt echter binnen via hoge aan de zijkanten van het koor geplaatste ramen met geelgetint glas, waardoor, ook bij somber weer, een warme gloed ontstaat. Het ononderbroken zicht op het altaar en de benadrukking van het koor zijn kenmerkend voor een christocentrische kerk. In de zijbeuken zijn beelden van de 19 martelaren aangebracht. Deze beelden worden momenteel gerestaureerd, een proces dat enige jaren in beslag neemt. Boven de in- en uitgang van de kerk hangt een groot schilderij van de Haarlemse schilder Carel Frans Philippeau. Het dateert uit 1880 en verbeeldt de laatste ogenblikken van de martelaren. Voorin de kerk bevindt zich een schrijn met stoffelijke resten van de martelaren. |
Het Martelveld Achter de kerk bevindt zich het ommuurde Martelveld, op de plek waar eens de turfschuur heeft gestaan waar de martelaren het leven lieten. Hier staat een koepelvormig ciborium, dat dateert uit 1917 en werd ontworpen door architect Jan Stuyt. Een ander opvallend punt op dit terrein is de vijver, op de plek waar vroeger de visvijver van het klooster was. Vanwege het feit dat men aannam dat in dit water ooit het gebeente van de heiligen is gereinigd, kende men aan het water geneeskracht toe. Rond het Martelveld is een overdekte omgang, waar processies konden worden gehouden en waar zich eveneens de uit omstreeks 1870 daterende kruiswegstaties bevinden. De huidige kerk is gebouwd ter vervanging van een uit 1880 daterende houten kapel, die overigens niet op dezelfde plaats stond, maar aan de andere kant van het Martelveld. Deze kapel was ontworpen door E.J. Margry en werd in 1948 verwijderd en deed daarna nog enkele jaren dienst als noodkerk in Den Haag. De Bedevaart Het gebouw is het toneel van de jaarlijkse nationale bedevaartsdag in juli, die belangstellenden uit het hele land trekt en wordt bijgewoond door vooraanstaande kerkelijke prelaten. Het bedevaartscomplex wordt bestuurd door de Bisschoppelijke Brielse Commissie van het bisdom Rotterdam. | ![]() |
Het schilderij door F. Waanders, 1778 |
Het schilderij is in het bezit van de familie M.H.F. ridder de van der Schueren. Zij hebben onderstaande gegevens aangeleverd. Op de rug van het schilderij van F. Waanders van 1778, met de beeltenis van de H. Theodorus, is een stamboom aangegeven, waarbij een bloedverwantschap wordt getoond tussen de familie Van der Eem en de familie Wittert. De tekst, die hieronder volgt, is in tegenspraak met hetgeen de schrijver W.F.N. van Rootselaar verkondigt. |
Afstammingen familie Wittert van den H. Theodorus van der Eem van de orde van de H. Franciscus gemarteld in de stad Brielle, 9 Julij 1572 Paulus van der Eem, vader Hendrik Pauluszoon van der Eem, broeder van den Heilige Theodorus Wijntje van der Eem, huwt met Jacobus Frijs van Dolre, Wijntje sterft in 1655 of 56 oud 88 jaar Johannes Frijs van Dolre huwt Gerritje van Schadijck, Johannes was het vierde der kinderen van Wijntje Belitje Frijs van Dolre huwt Arent Frijs van Haarlem den 30sten Julij 1662, Beltje sterft den 3den maart 1709 Maria Gerarda Frijs geboren te Amsterdam omstreeks 1667 huwt Everard Burgert 10 oktober 1692, Everard Bugert geb. omstreeks 1660 Maria Gerada Burgert was geboren in 1698 huwt den 23sten april 1716 met Adriaan Wittert van Hoogland en sterft in 1735 Everard Bonifacius Wittert huwt Elisabeth Maria van Duinkerken, hij wordt geboren in 1724 en sterft 1800 Nicolaas Cornelis Wittert huwt Gijsberta Catharina Boes, hij wordt geboren in 1765 en sterft 1835. Uit dit huwelijk zijn tien kinderen geboren, waarvan (bij het schrijven van deze gegevens medio 2019) nog 4 in leven:
| ![]() | ![]() |
Heiligenbeeld in het bezit van de geloofsgemeenschap Franciscus Xaverius te Amersfoort |
De geloofsgemeenschap Franciscus Xaverius te Amersfoort blijkt in het bezit te zijn van een Heiligenbeeld van Theodorus van der Eem. Terecht berichten zij hier vol trots over. De interpretatie van de oorsprong van de familienaam, in de aanhef van hun bericht, is helaas niet correct. (Zie het onderdeel 'Oorsprong en wapen'.) |
Het kan als een voorrecht worden beschouwd, dat onze parochie een van de Martelaren van Gorcum (Gorinchem is de officiële schrijfwijze) als heiligenbeeld mag herbergen. Toch is het ook weer niet zo verwonderlijk, want hij is in onze stad uit een aanzienlijke familie geboren. Hij werd geroepen tot het priesterschap en trad in bij de orde der Franciscanen. In het gemeentemuseum van Gorcum bevindt zich een schilde¬rij, waarop de 19 martelaren afgebeeld staan. De Theodorus uit onze kerk wordt daarop vermeld als Theodorus Emdenum. Deze achternaam is dus, evenals Embden als voorloper te duiden van de huidige naam van het riviertje de Eem, verweven met de historie van onze stad. Vervolging van katholieken. Wij herinneren ons uit de vaderlandse geschiedenis het trieste jaartal 1566: de beeldenstorm. Die gebeurtenis luidde een periode van grootschalige vervolging van katholieken in. Het protestantse geloof verbreidde zich snel in de noordelijke Nederlanden. Zo ook in Gorcum. Bekend zijn daar de godsdienst-oefeningen in het Geuzenhuis aan de Kriekenmarkt. Men begrijpt: een regelrechte bedreiging van de monniken, die daar hun taken volbrachten. In 1572 verschijnt de geuzenhoofdman Marinus Brandt met 13 schepen voor de stad. Onmiddellijk kiest het stadsbestuur de zijde van de geuzenopstand tegen de Spanjaarden (Koning Philips II). De monniken en trouwe katholieken nemen hun toevlucht in het kasteel de Blauwe Toren. Aan de oorspronkelijk 22 gevluchte monniken worden twee eisen gesteld om clementie te verkrijgen:
Te Gorcum bevinden zich twee schilderijen van de terechtstelling. Het eerste is een kopie van een werk van (Vaticaans museum), gekopieerd door A. Aprili. Het tweede een schilderij op koper uit omstreeks 1620 (Bruikleen Catharijneconvent - Utrecht). Personalia: Als Dirk van der Eem is hij omstreeks 1499 te Amersfoort geboren. Hij werd minderbroeder Franciscaan, en later benoemd als rector van de Tertiarissen te Gorcum. Hij stierf toen hij in de 70 was. H.R.M. Weultjes (Zandloper juni 1998) | ![]() |
Zijn neef, de raadspensionaris van Willem van Oranje: Paulus Buys |
Paulus Buys wordt in 1531 te Amersfoort geboren als tweede kind van Aert Buys en Odilia (Betgen) van der Eem (*1504), de jongere zus van Theodorus van de Eem. |
In de eerste fase van de Tachtig-jarige Oorlog komt meteen de allereerste raadsheer van onze buurt in beeld, de enige raadspensionaris bovendien die Leids regent was: Paulus Buys, geboren in 1531 als zoon van welgestelde ouders in Amersfoort en afgestudeerd als meester in de rechten aan twee hogescholen in Frankrijk. Maar toch: een Leidenaar. Na enkele jaren als advocaat bij het Hof van Holland werkzaam te zijn geweest, werd Paulus Buys in 1561 op 30-jarige leeftijd benoemd tot pensionaris van Leiden. Hij zou hier dertig jaar blijven wonen en werken, onder andere ook als Hoogheemraad van Rijnland. Zijn betrekking als pensionaris leverde hem het bovenmodale jaarsalaris op van 300 gulden en 'een tabberd laken'. Als pensionaris moest hij de vroedschap (het toenmalige stadsbestuur) adviseren over juridische kwesties en Leiden vertegenwoordigen bij de Staten van Holland. Dat deed hij zodanig zelfverzekerd dat hij in 1572 promotie maakte tot landsadvocaat. En hoewel die benoeming nooit zwart op wit werd gezet, had hij wel degelijk tekenbevoegdheid namens de Staten en sprak hij als gedeputeerde van Holland zijn veto uit over Alva’s plan om een nieuwe belasting, de tiende penning, te innen. |
![]() | Toen de klachten over het bewind van Alva toenamen, maakte Buys zonder iemand iets te zeggen een haastige, eenzame reis (dat betekende lopen of te paard, op z’n best met een koets) naar het Duitse Arnstadt, waarheen Willem van Oranje was gevlucht nadat zijn 'bevrijdingspoging' van de Nederlanden in 1568 was mislukt: bevrijding van Alva’s onderdrukking, bevrijding van het strenge roomse regime van Filips II na het opkomende calvinisme en de beeldenstorm in 1566. (Even terug naar die tijd: ook de St. Pieterskerk in Leiden, het Minnebroedersklooster en alle andere kerken werden daarbij zwaar beschadigd. In het klooster werd al gauw de 'Gereformeerden ritus' gevolgd en hoewel Buys officieel sprak alsof hij de gevolgen van de nieuwe leer niet kon waarderen, was hij toen zelf al niet meer oprecht de roomse leer toegedaan en een vertrouweling van de Willem van Oranje.) Buys praatte in Arnstadt de prins bij. Hij vertelde dat roomse en calvinistische Nederlanders nu bereid waren samen het Spaanse juk af te werpen. Terug in Holland begonnen Buys en enkele andere regenten in het diepste geheim fondsen te werven om voor Oranje nieuwe legers op de been te kunnen brengen. |
Paulus Buys zorgde ervoor dat Leiden in 1572 weigerde een Spaans garnizoen binnen de stadsmuren te huisvesten. In 1573 werd 'Mr. Pauwels Buys' aangesteld als hoofd van de 'Raade van State', voor het geval prins Willem van Oranje zou sneuvelen bij het ontzetten van het belegerde Haarlem. Uiteindelijk ging de prins niet zelf naar Haarlem, maar de benoeming van Buys als zijn eventuele plaatsvervanger was tekenend voor de vooraanstaande positie die de Leidse pensionaris inmiddels had verworven. Tijdens het beleg van Leiden, in 1574, had Buys de leiding over de inundatie: het doorsteken van de dijken, waardoor de Spanjaarden uiteindelijk hun schansen moesten verlaten. Op 3 oktober 1574 konden de Watergeuzen Leiden binnenvaren. De Geuzen vernielden in die dagen een klooster in Leiden. Hoewel Buys dat verwerpelijk vond, had hij toch liever de Geuzen dan de Spanjaarden. Direct na de bevrijding leidde Buys de wederopbouw van de stad en ijverde hij met de Prins van Oranje voor de vestiging van de universiteit. Later was hij ruim tien jaar curator. Paulus Buys was een man met macht en invloed op velerlei terreinen: oorlog, financiën, waterstaat, justitie en academisch onderwijs, binnenlandse maar zeker ook buitenlandse zaken. Zo ging hij in december 1575 naar Engeland om koningin Elizabeth te bewegen tot een alliantie, maar dat verbond werd toen nog beleefd geweigerd. In 1577 wist de Prins van Oranje alle Nederlandse gewesten te verenigen in de Pacificatie van Gent, waarin werd besloten samen te werken om de Spaanse legers uit de Nederlanden te verdrijven. Die eenheid viel in 1579 alweer uit elkaar, met de Unie van Utrecht van de zeven noordelijke gewesten die later de Republiek zouden vormen. Paulus Buys was één van de architecten van deze Unie. Met de moord op Willem van Oranje in 1584 verloor Paulus Buys zijn steunpilaar. Hij verliet de Staten van Holland, vermoedelijk omdat hij de Staten te pro-Frans vond. De Nederlandse gewesten dreven op grote schaal handel met Frankrijk, maar desondanks bleven de Fransen weigeren de opstandige Nederlanden te beschermen tegen de slecht betaalde en dus plunderende, muitende en moordende Spaanse legers. |
![]() | ![]() |
Paulus Buys was pro-Engels. Toen koningin Elizabeth in december 1585 de Engelse graaf Leicester met een leger van 500 man naar de noordelijke Nederlanden stuurde om de opstandelingen bij te staan, trad Buys onmiddellijk aan als adviseur van Leicester. Maar Leicester was zó tactloos en machtswellustig dat hij ruzie kreeg met iedereen - ook met Paulus Buys. In 1586 werd Buys zelfs op last van Leicester gevangen gezet. Hoewel steden als Leiden, Amsterdam en Gouda en ook de Engele vorstin voor zijn vrijlating pleitten, zou Buys ruim een half jaar gevangen blijven. Voor het astronomische bedrag van 25 gulden werd hij ten slotte vrijgelaten. Zijn gevangenschap markeerde het einde van zijn politieke loopbaan. Na het vertrek van Leicester zou Buys geen enkele bestuurlijke functie meer vervullen. Bij de Leidse universiteit was men ontevreden over zijn autoritaire optreden en in 1591 werd hij als curator afgezet. Toen verkocht hij zijn huis aan het Rapenburg (waar tot voor kort het Kantongerecht was gehuisvest) en zijn andere onroerende goederen. Hij ging wonen in de buurt van IJsselstein, waar hij in 1594 is gestorven. |
aanvullende informatie bij prenten uit die tijd (1586), afkomstig van het Utrechts Archief: links, tekening: de raadpensionaris Paulus Buys die door soldaten van zijn bed wordt gelicht, terwijl anderen papieren in een koffer doorzoeken rechts, ets: de raadpensionaris Paulus Buys die door soldaten naar de gevangenis wordt gebracht |
'De H. Theodorus van der Eem en diens bloedverwanten', geschreven door W.N.F. van Rootselaar |
In 1888 verscheen als onderdeel van 'De Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom van Haarlem' het boek 'De H. Theodorus van der Eem en diens Bloedverwanten'. Het is geschreven door W.F.N. (Wilhelmus Franciscus Nicolaes) van Rootselaar, in de hoedanigheid van R.K. Priester en Archivaris der Stad Amersfoort, en is uitgegeven te Haarlem door de Drukkerij van St. Jacobs-Godshuis. Het boek is een antiquariaat en als zodanig bij slechts weinigen nog in het bezit. Het CBG beschikt over een exemplaar ter inzage. Ook de heer Maurice H.F. ridder de van der Schueren is in het bezit van een exemplaar en heeft een afschrift ter beschikking gesteld. Het gaat te ver de volledige tekst hieronder op te nemen. | ![]() |
|
De inleidende woorden van het boek geven aan welke onderzoekingen zijn gedaan door deze archivaris en tot welke resultaten dat heeft geleid. Parenteel 'De Martelaar' is een 'vertaling' van het (in oud Hollands geschreven) boek. |
Inleiding: Reeds in de XIVde eeuw vindt men melding gemaakt van Juffer Johanna van der Eem. Zij was gehuwd met Daniel VII, Heer van Merwede en Wieldrecht. Deze werd in 1341 door Graaf Willem IV Baron van de Merwede. Hij viel in den strijd tegen de Friezen in 1345 bij Stavoren. Verg. v. Loon. Aloude Regeer. van Holland. DI. V, blz.535. In 1344 komt voor Jonkvrouw Johanna, dochter van Ghiselbert Bot van der Eem, inzake een verschil omtrent de tienden van 55 morgen land ter Eem, door haar grootvader in pacht genomen van het Kapittel van St. Pieter te Utrecht. Catal. v.h. Arch. van S. Pieter te Utrecht. Blz. 32, No 249. Naar aanleiding van deze en misschien andere gegevens, kunnen onderscheiden vragen gedaan worden. Behooren de vele personen, die den naam van der Eem voeren, tot dezelfde Familie? Was die familie oorspronkelijk gevestigd in de Dordrechtsche of Zuid-Hollandsche Waard, of is zij als oorspronkelijk Stichtsche, meer in het bijzonder een Eemlandsche Familie aan te merken? Uit gebrek aan voldoende gegevens laten wij deze en soortgelijke vragen onbeantwoord. Wij achten het voldoende er de aandacht op gevestigd te hebben, dat er omstreeks dezelfden tijd op onderscheiden plaatsen twee Familiën woonachtig waren, die dezelfden naam van der Eem voerden. Onze onderzoekingen hebben zich bepaald tot de Eemlandsche of Amersfoortsche Familie van der Eem, in het bijzonder tot den H. Theodorus van der Eem, die in 1572 te Brielle de marteldood gestorven is, en diens bloedverwanten. Het resultaat van die onderzoekingen deelen wij in de volgende bladzijden mede. |
bezoek aan de bedevaartskerk te Brielle |
mijn ervaringen |
Eindelijk, eindelijk, heb ik de tijd gevonden de bedevaartskerk van de 19 Martelaren van Gorcum te Brielle zelf te bezoeken. Normaal sluit de kerk zijn bezoekersdeuren op 1 september, echter dit jaar in verband met de open monumentendag 2016 op 10 september. Ik was er eind augustus, op een doordeweekse dag, bijtijds dus. |
Er staat één auto naast de kerk op het bestrate groen. 'Zal wel van de koster zijn', denk ik. Ik plaats de mijne er naast. Het is een oase van rust, buiten aan de 'Kloosterweg'. Ik stap naar binnen door de twee enorme, met gotische basisvormen van bogen vormgegeven deuren. Ik kijk recht voor mij uit en zie alleen maar lege banken in het donkere middenschip. Aan het eind zie ik het koor, ondergedompeld in een hoeveelheid gekleurd daglicht. | ![]() |
'Knap staaltje toepassing van het natuurlijk licht in de architectuur', denk ik met mijn architecturele achtergrond. Ik kijk om mij heen. Rechts een commercieel tafeltje met allerhande boeken en prentbriefkaarten en een gids. Nog verder naar rechts zie ik twee gastvrouwen. Ze knikken vriendelijk. Links zie ik een tafel met kerkboeken, kaarsen en allerhande folders, en een 'dagboek'. Ik loop door de zijgangen en zie de beelden van de Martelaren. Ik ga op zoek naar 'mijn Dirk'. Daar staat hij, hoog uitgetoornd boven mijn gestalte. Eén van de gastvrouwen spreekt mij aan: 'kan ik u misschien verder helpen?' Ik besluit haar niet te testen of te plagen en stel mij meteen voor: 'Goedenmiddag, ik ben Peter van der Eem'. Ze is ineens stil. 'Hè', is het enige wat er uit komt. Daar blijft het vooralsnog even bij. Uiteindelijk zoek ik, zoals met haar afgesproken, m'n eigen weg. Op zoek naar dingen die ik eigenlijk al weet, maar nog niet echt gezien heb. Later op mijn zoektocht kom ik haar weer tegen. Ze wijst mij op het houten altaar in de hoek. 'Kijk', zegt ze, 'het altaar dat is geschonken door nazaten van Theodorus van der Eem. Ik sta verbaast. Nu een 'hè' van mijn kant,'waarom weet ik dit niet!' |
![]() | Het altaar is geschonken door Louise Melort, geboren 02-08-1832, dochter van Godefridus Andreas Melort, geboren 09-11-1792 te Oudenbosch, overleden 25-02-1870 te 's Gravenhage, en Anna Josephina Wittert, geboren 29-04-1805 te 's Gravenhage, gedoopt 29-04-1805 in de Janenistenkerk te 's Gravenhage, overleden kort voor 04-10-1878 te 's Gravenhage, met een bidprent 15-11-1878. Godefridus Andreas Melort was van beroep page van koning Lodewijk Napoleon, Raadsheer van het Provinciaals Gerechtshof van Holland, en Raadsheer van de Hoge Raad der Nederlanden. Hij was een zoon van Andreas Joannes Melort en Cornelia van den Dries. |
![]() | ![]() |
![]() |
Even later ontwaar ik aan een 'kledingrek' de vaandels die zijn vervaardigd met beeltenissen van de Martelaren en die eigendom waren van de opgeheven 'Martelaren van Gorcum-kerk' te 's Gravenhage. Ik vervolg mijn weg door een door deuren omsloten zijgang aan het priesterkoor, passeer enkele beelden en vitrines met prenten en handgeschreven teksten, en bereik het Martelveld. 'Oef, dat ziet er troosteloos uit'. De schoonheid van de kerk binnen wordt hier in mijn ogen achterhaald door onvoldoende onderhoud buiten. Het oogt ook rommelig: opgestapelde stoelen in een hoek, een drassig haast knollenveld achtig grasveld, een lege kale vijver. Het ziet er troostelozer uit dan dat ik mij had voorgesteld. Ik mis op het grasveld aan de rand van de zuilenomgang, met aan de wanden op symmetrische afstanden beeltenissen van de Processie, de Kruisweg, de verwijzingsbordjes met verklarende teksten over 'onze' Martelaren. Blijkbaar is in mijn gedachten een kinderprogramma blijven hangen waarbij de teksten op die bordjes een quiz-achtige rol speelden. |
Ik volg de Kruisweg, bekijk het monument midden op het Martelveld, en bereik de andere zijgang aan het priesterkoor, met ook hier enkele vitrines en iets verderop een onaantrekkelijk kale horeca-achtige ruimte met lege tafels en stoelen. Ik passeer de deuren en belandt weer in de kerk. Ik ben niet de enige bezoeker meer. Ik ga in één van de kerkbanken zitten, vooraan, om de rust die het priesterkoor uitstraalt te laten bezinken. Tegelijkertijd luister ik naar de bedeesde stem van één van de gidsen die heel nauwgezet uitleg geeft aan andere bezoekers, met verwijzingen naar de verschillende details, over de schrijn die voor het altaar staat met de stoffelijke resten van de Martelaren. De bezoekers lopen door. Het priesterkoor is weer leeg. Ik steek drie kaarsen op. Ik denk aan hen die mij ontvallen zijn. Ik stap op en loop naar achteren en ga aan de tafel zitten met het dagboek. De pen noteert mijn gedachten omtrent mijn onderzoek naar het verleden met de verbinding naar het heden. Ik lees het nog eens door: 'ja, zo was het en zo is het'. Ik stap op, koop een paar prentbriefkaarten, groet de gidsen, ga door de twee enorme, met gotische basisvormen van bogen vormgegeven, deuren naar buiten, stap in de auto, er staan er nu meer, denk nog even na en ga naar huis. | ![]() |
gids voor het Heiligdom van de Martelaren van Gorcum te Brielle |
Bij binnenkomst van de kerk ligt op een tafeltje een welhaast gestencild gidsje met enkele handgeschreven correcties. Hieronder treft u een volledige weergave. |
De bedevaartskerk, die u zojuist bent binnen gegaan,is het werk van de in 1965 overleden architect H.J. de Vries uit Rotterdam. Op de plaats van het huidige gebouw stond in het jaar 1572 de parochiekerk van het gehucht Te Rugge. Achter deze kerk lag het Sint Elisabethklooster van de reguliere Kanunniken van St. Augustinus, een stichting van Wildesheim. Deze monniken droegen de pastorale zorg voor de parochianen van Te Rugge. Tegenover de kerk, op de plaats waar zich nu een oude boerderij bevindt, lag een zusterklooster dat aan Sint Andries was toegewijd. De weg, die langs de bedevaartskerk loopt en uitkomt op de Rik, draagt de naam 'Kloosterweg' dus terecht. De kerk is gebouwd ter nagedachtenis en ter ere van de negentien priesters en broeders, die omwille van hun geloofsovertuiging hier zijn gedood. Op 9 juli 1572 zijn zij in de turfschuur door verhanging om het leven gebracht. Omdat de meeste van hen uit Gorcum (Gorinchem) afkomstig waren, dragen zij nofg altijd de naam van 'de Heilige Martelaren van Gorcum'. Voordat de huidige bedevaartskerk op 29 april 1932 in gebruik werd genomen, stond hier een houten kapel, ingewijd op 9 juli 1880. Deze kapel stond echter aan de andere kant van het zogenaamde 'Martelveld', dat u later zult bezoeken. |
![]() |
De bedevaartskerk valt op door het halfduister van het 'kerkschip'.Dit wordt veroorzaakt door het spaarzame, via gekleurd gals binnenvallende licht. In contrast met het halfduistere schip staat het goudgeel verlicht priesterkoor. Ook bij donker weer wordt de indruk gewekt dat buiten volop de zon schijnt. De architect heeft deze opvallende lichtinval verkregen door zeer hoge, aan de zijkanten van het koor aangebrachte ramen met geelgetint glas. Eenmaal binnen in de kerk staande, kunt u aan de achterwand, juist boven de ingang, een groot 'schilderij' zien. Het is in 1880 gemaakt door de Haarlemse schilder Philippeau in opdracht van de Haarlemse Broederschap van de Heilige Martelaren van Gorcum. Het wapen boven het schilderij is dan ook van de stad Haarlem. Het doek stelt de Martelaren voor in de laatste ogenblikken voor hun dood. (Om het schilderij goed te kunnen zien moet u even de kerkdeur sluiten). |
Wanneer u door het middenpad naar voren loopt, komt u te staan voor de 'schrijn' mat de stoffelijke resten van de Martelaren. Deze zijn in de jaren 1874-1877 op het Martelveld opgegraven. De beenderen, met rood lint omwonden en van lakstempels voorzien, zijn bij nauwkeurige beschouwing goed waarneembaar. De schrijn werd vervaardigd door de gebroeders Brom te Utrecht en is een schenking van de gezamenlijke beetwortelsuiker-fabrieken. De bij de schrijn behorende oorkonde bevindt zich in de linker processiegang. Het marmeren 'altaar', onder het grote kruis op de achterwand, is een geschenk van de Nederlanse Bisschoppen. Zeer treffend is het tabernakel, dat rust op een scheepje als herinnering aan de lange, barre tocht die de Martelaren per schip van Gorcum naar Den Briel moesten maken. En de deuren van het tabernakelworden met een gevangenisgrendel gesloten, wat weer herinnert aan de tijd die de Heiligen in de gevangenis (de dievenput) moesten doorbengen. In de zijruimte rechts op het priesterkoor staat het hoofdaltaar van de oude houten kapel, echter zonder bovenbouw, die ziech in het museum van Brielle bevindt. | ![]() |
![]() |
Rechts van het priesterkoor, tegenover de ingang van de processiegang, staat het 'altaar van de Koningin der Martelaren' met taferelen van de martelingen. Het is van een anonieme schenker en dateert uit 1880. Aan de andere kant, links van het priesterkoor, staat het 'altaar van de Heilige Dirk (Theodorus) van der Eem', dat in 1880 door freule Louise Beide houten altaren horen in deze stenen omgeving eigenlijk niet thuis. Zij zijn, evenals de negentien beelden van de Heilige Martelaren in de kerk, afkomstig uit de vroegere houten kapel. Wanneer u de beelden goed bekijkt, zult u zien dat de Martelaren het touw waaraan zij werden opgehangen nog om hun hals dragen. Ook horen van oorsprong niet in deze kerk thuis het schitterende 'kruisbeeld met bloemenkrans', de koorbank en de lezenaars. Zij zijn in 1985 uit de gesloten kek van de Heilige Martelaren in Gorinchem naar de bedevaartskerk overgebracht. Rondom de figuur van Christus op het kruis zijn in een krans negentien bloemen aangebracht als symbolen van de negentien Martelaren. Al dit siersmeedwerk is vervaardigd in het atelier van de gebroeders Brom in Utrecht. |
Rechts van het priesterkoor betreedt u de 'rechter prcessiegang'. Hier wordt duidelijk iets van de sfeer van het oude klooster opgeroepen. Opmerkelijk zijn de twee kalkstenen beelden van Nicolaas Pieck en Leonardus van Veghel. In de entreeruimte naar de sacristie is een kleine 'tentoonstelling' ingericht over de geschiedenis van de Martelaren, onder meer met prenten van de opgraving, met de Martelaarsbloem, een reliekhouder en een fraai geborduurd vaandel. De expositie vindt zijn vervolg in de entreeruimte in de linker processiegang. Daar wordt vooral aandacht besteed aan de geschiedenis van het bedevaartsoord met afbeeldingen van de bouw van de huidige kerk, van de Heiligverklaring, met kerkzilver, bidteksten en souveniers. (Wij hopen in de toekomst de expositie te kunnen uitbreiden.) Vanuit de processiegang komt u op het 'Martel- of Getuigenveld'. Lange tijd was bij de katholieken van Den Briel bekend gebleven dat de priesters en broeders op deze plaats gestorven waren. In het begin van de negentiende eeuw echter raakte men op een dwaalspoor en wees ten onrechte de boerderij 'Het Huis Te Rugge' aan de overzijd van de Rik aan als plaats van de martelingen. De Brielse pastoor J.G. Boot ontdekte in 1845 hoe verkeerd deze mening was. Het is de Warmondse kerkhistoricus professor Smit geweest die de dwaling voorgoed uit de wereld hielp. Een grooyt tegeltableau in de processieomgang vermeldt zijn verdiensten voor het Heiligdom. Vooral door zijn toedoen kon op 2 december 1865 tot aankoop van de grond van het huidige Martelveld worden overgegaan. Midden op het Martel- of Getuigenveld wordt uw aandacht getrokken door een koepelvormig monument en een vijver. Het 'monument' is opgericht op de plaats van de oude turfschuur, waarin de Martelaren zijn gestorven. De hardstenen rand rondom het monument bevindt zich op de plaats van de fundering van deze schuur. Het monument is met financiële bijdragen van bedevaartgangers uit binnen- en buitenland gebouwd en in 1917 aangeboden bij gelegenheid van het gouden jubileum van de Heiligverklaring van de Martelaren. Door geldgebrek en interne strubbelingen vond de feitelijke overdracht pas plaats op 28 april 1921. Helemaal afgebouwd was het ook toen nog niet. De laatste ontbrekende beelden zijn in 1993 geplaatst en de laatste reliëfs in 1994. Deze zijn het werk van de Rotterdamse beeldende kunstenaar Frank Stoopman. |
Het andere markante punt, de 'vijver', bevindt zich op de plaats waar eens de visvijver van het klooster was. Die visvijver was hard nodig vanwege de velen vasten- en onthoudingsdagen die de kerkelijke agenda in die dagen telde. Wanneer we de plattegrond van het klooster uit 1572 aandachtig bekijken, dan valt het op dat de visvijver dicht bij de keuken en de turfschuur van het klooster lag. Reden waarom de bedevaartgangers in vroeger dagen water uit deze vijver geput hebbem, was gelegen in de overlevering dat debeenderen van de Martelaren na de opgraving in dit water gewassen zouden zijn, waarmee de geneeskracht van het water verklaard werd. Bij de Briellenaren stonden de bedevaartgangers dan ook te boek als 'putters'. Het afzonderlijke 'tegeltje', te vinden even buiten de fundering van de turfschuur, geeft de plaats aan waar in de maand september 1877 de Bisschoppelijke Brielse Commissie een verzameling schedelstukkenen ander menselijk gebeente heeft opgegraven. | ![]() |
De overdekte 'omgang' is ontworpen en gebouwd om hier in alle beslotenheid processies te kunnen houden, omdat het in Nederland boven de grote rivieren niet was toegestaan die in het openbaar te laten plaats vinden. De omgang, opgetrokken uit gewapend beton, dateert uit 1912 en is gebouwd ter vervanging van de in 1911 omgewaaide houten schutting. De omgang biedt ook plaats aan kruiswegstaties, die omstreeks 1870 vervaardigd zijn volgens een heel speciaal glasprocedé. Onder de negentin Martelaren van Gorcum waren elf 'minderbroeders' (Franciscanen), vier 'seculiere priesters' (Wereldheren), twee 'Norbertijnen' van het klooster te Middelburg, één 'Dominicaan' en één 'Reguliere Kanunnik'. Deze laatste had vele jaren doorgebracht in het klooster, in de turfschuur waarvan hij de dood vond. De negentien Martelaren van Gorcum werden op 14 november 1675, ruim honderd jaar na hun dood, door paus Clemens X zalig verklaard. Op 29 juni 1876 volgde te Rome hun plechtige Heiligverklaring door paus Pius IX, de paus van het Eerste Vaticaanse Concilie. Hun namen zijn: Pieter van Assche, Willehad de Deen, Dirk van der Eem, Nicasius van Heeze, Antonius van Hoornaar, Godfried van Melveren, Jeroen van Weert, Antoon van Weert, Franciscus de Roye van Brussel, Cornelis van Wijck, gardiaan van het Minderbroederklooster in Gorcum Nicolaas Pieck, Leonardus van Veghel en Nicolaas Janssen van Poppel, pastoor en onderpastoor van Gorcum, pastoor van Heinenoord Andries Wouters en emeritus priester Govaert van Duynen, Adriaan van Hilvarenbeek en Jacob Lacops, beiden werkzaam in Monster, de pastoor van Hoornaar Jan van Keulen en Johannes Lenaert van Oisterwijk. Voor u de kerk verlaat moet u even stil blijven staan bij de borstbeelden van de 'Martelaren van deze tijd': de zalige Titus Brandsma en de hielige zuster Benedicta van het Kruis (Edith Stein) en de plaquette van de zalige Karl Leisner, die tengevolge van ontberingen in de concentratiekampen van het Nazi-regime hun leven gaven voor hun geloofsovertuiging en hun zorg voor de medemens. Wanneer u als Christen dit heiligdom bezocht hebt, verlaat het dan niet met een gevoel van afkeer of wrok, maar met een oprecht gebed. Bidt dat gebeurtenissen zoals die hier hebben plaatsgevonden -en die over en weer vele eeuwen hebben plaatsgehad- niet meer mogen voorkomen. Bidt dat Christenen van vandaag en morgen mogen groeien naar die eenheid, waar Jezus Christus zelf zo vurig om heeft gebeden: 'Laat hen allen één zijn, Vader, zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden'. (Joh.XVII,21) |
Terwijl ik de laatste strofe overneem uit de gids, besef ik hoe wrang, het is nu 13 november 2016, deze woorden thans zijn. De tijd waarin eenheden (weer) uit elkaar vallen, elkaar aanvallen, verdraagzaamheid een woord begint te worden zonder inhoud en waarin 'onze God' steeds verder uit het zicht raakt. |
andere boeken |
Ook in de huidige tijd wordt nog met regelmaat gepubliceerd over de 19 Martelaren van Gorcum. |
Op een luchtige, maar vooral voor de jeugd begrijpende en duidelijk leesbare wijze wordt het verhaal rond de 19 Martelaren van Gorcum weergegeven in het stripboek 'De tijdelijke dood'. Het boek is een uitgave van de 'Brielse Bisschoppelijke Commissie van het Bisdom Rotterdam', uitgegeven 7 juli 2007, en verkrijgbaar in de webwinkel van het Bisdom Rotterdam. Het scenario en de tekeningen zijn van Geert de Sutter. Eveneens verkrijgbaar in de webwinkel van het Bisdom Rotterdam is het boek 'De Martelaren van Gorcum'. Het is het verhaal 'volgens het getuigenis van Guilielmus Estius', geschreven in 1572, vertaald, ingeleid en becommentarieerd door B. Hartmann. Uitgeverij Colombia, Oestgeest, 2009. Het verhaal gaat vergezeld van prachtige illustraties. | ![]() |