versie 26 augustus 2019 |
Meerle |
door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Milieu- Natuur-, Land- en Waterbeheer, Agentschap voor Natuur en Bos, is een toeristisch folder uitgegeven omtrent het domeinbos te Meerle. Anno 2012 kende deze de volgende inhoud. |
Domeinbos De Elsakker HET BOS In de 18de eeuw bestond het gebied bijna volledig uit heide. Van de heide is nagenoeg niets overgebleven. In de 18de en 19de eeuw werden op de heide omgezet tot landbouwgrond. De voornaamste boomsoort in deze zandstreek is de grove den (pinus sylvestris L.), die ooit een belangrijke rol speelde in de mijnbouw. Naast de bekende kerstboom (fijnspar), komen ook een aantal uitheemse naaldbomen voor zoals de Douglas, de Corsicaanse den en de Japanse lork. Bij de loofbomen vormen de zomereik en de ruwe berk de belangrijkste boomsoorten. Ze werden in kleine aantallen aangevuld met Amerikaanse eik, robinia en gewone esdoorn. Op de rijkere vochtigere bodems werden zwarte els, es, moeraseik en populier geplant. ![]() Opvallend bij een bezoek aan het bos is de grote verscheidenheid aan vogels. Diverse holenbewoners kunnen in de oude dreefbomen worden waargenomen. Onder de zoogdieren komen behalve het konijn en de haas, ook het ree, bunzing, egel en verscheidene soorten muizen voor. Een aantal poelen herbergt kikkers, padden en salamanders, waaronder de Alpenwatersalamander en de kamsalamander. De insecten zijn eveneens vertegenwoordigd. Op de bodem, op dood hout en in de lucht. Op diverse plaatsen herinnert de aanwezigheid van heide ons aan de vroegere vegetatie die ooit het volledige domein bedekte. Naast de struikheide, op de droge delen, vinden we ook de dopheide, die op de vochtigere plaatsen groeit, samen met de beenbreek. Het voorkomen van zonnedauw en veenbes is eerder een zeldzaamheid. Typisch voor de Kempen is de aanwezigheid van de gagel, die elders in België zeer zeldzaam is, maar die we tijdens een wandeling vanaf het wandelpad kunnen bewonderen. BEHEER Naast de noodzakelijke dunningen in het naaldhout, zijn tal van werkzaamheden gericht op de aanrijking met inheems loofhout, bebossing van landbouwgronden en herbossing van oude of slechte dennenbestanden. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van natuurlijke verjonging en omvorming naar loofhout. Soorten als Amerikaanse vogelkers en rododendron groeien dan weer te weelderig en noodzaken tot bestrijding indien inheemse soorten in de verdrukking komen. ![]() Daarbij kan het regelen van de waterhuishouding eveneens een belangrijke rol in spelen. TOEGANKELIJKHEID Het bos is voor het publiek toegankelijk 7 dagen op 7 over het wandelpad, maar niet toegankelijk voor zonsopgang en na zonsondergang. Een gedeelte van het bos is niet toegankelijk voor het publiek en fungeert voornamelijk als rustgebied voor het wild. Het bosbeheer vraagt dan ook voor het nodige begrip. |
Inhoud |
Meerle |
Meerle is het meest noordelijke dorp van België en het ligt in de Noorderkempen in de provincie Antwerpen. In het noorden grenst Meerle aan de nederlandse gemeenten Nieuw-Ginneken, Strijbeek en Chaam. In het oosten grenst Meerle aan Baarle-Nassau, in het westen aan Meer en in het zuiden aan Minderhout. Sinds 1977 is Meerle een deelgemeente van Hoogstraten. De belangrijkste gehuchten van Meerle zijn Groot-Eyssel en Klein-Eyssel in het westen, Elsacker, Oosteneinde en Lembeek in het oosten, Hoge en Lage Rooy, Voort en Heerle in het zuiden, Strijbeek en Meersel-Dreef in het noorden. Na de fusie der gemeenten werd Meersel-Dreef een volwaardige deelgemeente van Hoogstraten. Het is op deze manier dat Meerle eigenlijk is teruggekeerd naar zijn toestand van uit de Middeleeuwen, behorende tot het Land van Hoogstraten. Meerle is de meest bosrijke gemeente van Hoogstraten en is altijd een landbouwgemeente geweest. De meeste gehuchten van het middeleeuwse Meerle worden reeds vermeld in een document van 1619 dat een afschrift zou zijn van een origineel uit 1256. De Elsacker wordt erin vermeld als een der belangrijkste gehuchten. Het gehucht Elsacker, nu foutievelijk Elsakker genoemd, heeft zijn naam gekregen van het Germaanse "aliso" (els) en "akra" (akker). Het zou dus een akker omringd door elzebomen moeten geweest zijn. Deze elzebomen zijn blijkbaar in de loop der tijden veranderd. Ongetwijfeld was de verre afstand (te voet) reeds vroegtijdig de oorzaak van de scheiding, voor wat betreft het geestelijke, van de moederkerk van Hoogstraten. Wanneer de kerk en de parochie van Meerle tot stand zijn gekomen is niet met zekerheid gekend. Zij bestonden echter reeds een geruime tijd vóór 1256 daar in dat jaar in een verdrag tussen de pastoor, de kerkmeesters en de "geburen" sprake is van de lasten en gewoontes zoals de verdragsluiters die "van hunne ouders en deze van de hunne" hadden leren kennen. De kerk van Meerle, toegewijd aan de goddelijke Heiland, St Salvator, is, naar het schijnt, ontstaan door een doodslag gepleegd door een inwoner van de streek. Zijn eigendommen kwamen, na de doodslag, toe aan de heer van Hoogstraten die ze besteedde aan de bouw van de kerk. Zij was toen een bijkerk van Baarle, dat aan de heren van Breda toebehoorde. In de 14e eeuw werd Meerle, op wereldlijk gebied, ingepalmd door de heer van Hoogstraten. Dit was een gevolg van de politiek van de Hertog van Brabant. Hij beleende een leenman met Hoogstraten, Wortel en Vorsel en schonk rond 1210 vrijheidsrechten aan Hoogstraten . Deze leenmannen, heren van Hoogstraten, zouden geleidelijk hun gebied uitbreiden ten nadele van de heren van Breda. Tot in 1261 bezat de abdij van Thorn enkel het patroonsrecht van de kerk van Meerle. In 1261 verkreeg zij ook het pastoorschap. De "kapelrij van O. L. Vrouw" werd gesticht in 1438 en door de bisschop van Luik goedgekeurd in dat jaar. In die akte volgen de namen der stichters en de inkomsten die deze meebrachten voor deze stichting, onder hen : Jan van Elsacker en Bartholomeus van Dorst "samen drij loopen op de Gheer" en Matthias Gulsmans en Bartholomeus van den Elsacker "ieder twee loopen op den Elsacker". Behalve de altaren en kapelrijen in de kerk van Meerle was er ook nog een grote kapel te Meersel-Dreef en toegewijd aan de H. Quirinus en H. Lucia. De bisschop van Luik zegt in de stichtingsakte op 18-10-1438: "Onlangs werd ons een smeekschrift aangeboden van wege onze geliefden in Christo, Jan Eymerycx, Jan Otter, Jan Willems, Marten van Bergen, Jan van Elsacker, ....., allen ingesetenen en parochianen van de parochiale kerk des dorps van Meerle, deel uitmakend van de heerlijkheid van Hoogstraten en ons bisdom van Luik". Op 10-11-1484 geven de kerk- en H. Geestmeesters met de inwoners van Meer, Meerle en Minderhout volmacht aan twee inwoners om renten op te nemen ten bedrage van de taxatie voor de "orloge van Ludich" en daarvan brieven te verlijden te Antwerpen. Deze personen zijn Severijn Gevaerts en Jan Wouters vanden Elsacker. Ten jare 1526 telde de parochie van Meerle 180 huizen waarvan één met twee haardsteden. Indien men dat getal vermenigvuldigt met 7, zoals men dat gebruikelijk doet voor die periode, komt men aan een bevolking van 1260 mensen. Een relatief volkrijke gemeente voor die tijd. Voor het beheer van de bezittingen van de abdij van Thorn en het innen van de tienden stelde de abdij een rentmeester voor de streek aan. In 1588 was de rentmeester een Meerlenaar en heette Wouter van Elsacker. Hij bezat een huis in Meerle, in het gehucht Elsacker. |
De Heren van Hoogstraten |
Vooreerst dienen wij op te merken dat Meerle pas in de 14e eeuw bij het land van Hoogstraten werd gevoegd. Over het beleid van de Heren van Breda voordien is weinig bekend. | |
Het geslacht van Gemmenich | |
± 1210-1303 | De naam van de eerste leenman die Hoogstraten ontving is nog onbekend. Misschien was het de vader van Johanna, vrouwe van Hoogstraten en Vorsel, en gehuwd met ridder Wenemar van Gemmenich. Zij werd weduwe in 1284. Nog tijdens haar leven gaf ze de heerlijkheid aan haar dochter Sophia van Gemmenich. Samen met haar man, ridder Willem van Kuyk, trad zij op als vrouwe van Hoogstraten en Wortel. Willem sneuvelde bij een aanval op Maastricht in dienst van de hertog van Brabant en liet drie jonge kinderen na. Sophia bestuurde de heerlijkheid tot haar oudste zoon, Jan, in staat was het beleid over te nemen. |
De Heren van Kuyk | |
1303-1357 | Jan I van Kuyk: Jan I, die gedurende 45 jaar heer van Hoogstraten was, wordt wel eens de éénmaker van het Land van Hoogstraten genoemd. Zijn bestuur viel practisch volledig samen met dat van hertog Jan III van Brabant, waarbij hij in hoog aanzien stond. Het was onder zijn bewind dat Meerle, Meer en Minderhout bij het Land werden gevoegd. Toen Jan III stierf verkoos Jan van Kuyk om vrijwillig in ballingschap te gaan omdat de graaf van Vlaanderen de hertogelijke titel van Brabant opeiste. Jan I weigerde hem als vorst te erkennen. Als balling werd hij in ’s Hertogenbosch doodgeslagen. |
1357-1363 | Jan II van Kuyk: Jan II heeft slechts gedurende 6 jaar het bewind gevoerd. Hij leidde een zorgeloos en verkwistend leven en maakte de schulden, die zijn vader al had nagelaten, nog groter. Zo werd hij verplicht het Land van Hoogstraten te verkopen aan Gerard van Vorselaar. Op 06-09-1363 werd hij het slachtoffer van een moordaanslag. |
1363-1381 | Gerard III van Vorselaar: Gerard was een beroemd krijgsman en één van de grootste grondbezitters uit zijn tijd. Naast zijn heerlijkheid Vorselaar kocht hij het Land van Hoogstraten, de heerlijkheden van Kasterlee, Lichtaart en Retie. Hij maakte hierdoor echter grote schulden. Na zijn dood in 1381 werden zijn bezittingen dan ook verkocht. Jan III van Kuyk, zoon van Jan II slaagde er in om het land van Hoogstraten terug te kopen. Meerle had in 1371 85 haarden (dus ±400 inwoners). |
1381-1382 | Jan III van Kuyk: Jan III verkocht al vlug het Land van Hoogstraten aan zijn neef Jan. Hij stierf reeds tussen mei en september 1382. |
1382-1442 | Jan IV van Kuyk: Als elfjarige volgde hij zijn vader, Hendrik van Rijkevorsel, in 1371 op. In 1380 breidde hij zijn gebied uit met de aankoop van Brecht en Zundert. En in 1382 kocht hij het land van Hoogstraten. Hij speelde een grote rol in het politieke leven van die tijd. Zijn schulden stegen enorm en in 1429 moest hij Hoogstraten verkopen aan Frank van Borselen. Deze erkende echter dat Jan levenslang de titel van heer van Hoogstraten mocht dragen en het vruchtgebruik ervan mocht behouden. Na aldus gedurende bijna 60 jaar heer van Hoogstraten te zijn geweest overleed Jan in 1442 in de leeftijd van 82 jaar. Hij was de laatste uit het geslacht van Kuyk en liet geen wettige erfgenamen na. Hij begunstigde de Vrijheid Hoogstraten maar deed dit ten nadele van de overige dorpen. Zijn economisch beleid werd niet op prijs gesteld door zijn onderdanen, die in Brussel klacht tegen hem indienden. Deze ruzies bleven voortduren. |
Frank van Borselen | |
1442-1470 | Frank van Borselen was een zeer belangrijk edelman. In 1425 werd hij door de hertog van Brabant aangesteld tot Stadhouder van Holland. In 1426 was hij Generaal en Overste Kapitein van Zeeland. Wegens moed in de strijd werd hij door hertog Filips de Goede tot ridder geslagen en in 1430 opnieuw tot Stadhouder van Holland en Zeeland benoemd. Hij huwde in 1433 met de beroemde Jacoba Van Beieren die echter al in 1436 overleed. In 1445 ontving hij van Filips de Goede de ridderorde van het Gulden Vlies. Hij stierf op 19-11-1470 en laat in Hoogstraten niet veel sporen na. Rond 1452 heerste er pest in de streek. In die jaren dreigde er ook oorlog en de schade was groot in Hoogstraten. De haardentellingen van die tijd tonen een dalende bevolking aan wegens de oorlogsverrichtingen. |
Het geslacht van Culemborg | |
1470-1504 | Jasper van Culemborg: Hij was van groot belang voor Filips de Schone, die hij bijstond in diplomatieke zaken en was ook zijn raadsheer in de raad. Daarom werd hij op 15-12-1470 door Karel de Stoute beloond met de heerlijkheden van Hoogstraten, Rijkevorsel en Minderhout en de helft van Brecht en Zundert. Onder zijn bewind had Hoogstraten erg te lijden onder de oorlogen van Maximiliaan van Habsburg van 1482 tot 1493. Het aantal inwoners daalde spectaculair. Jasper overleed in 1504 en verdeeld zijn bezittingen onder zijn vijf dochters daar zijn drie zonen vrij jong stierven. |
1504-1516 | Elisabeth van Culemborg: Zij was de oudste dochter van Jasper en erfde Hoogstraten. Zij huwde Jan van Luxemburg. Tijdens hun bewind werd Hoogstraten geteisterd door een zware brand in 1506 waarbij 130 huizen in de vlammen opgingen. In 1507 was er de inval van de hertog van Gelderland waarvoor de dorpen ruitergeld dienden te betalen. Jan overleed in 1508 en Elisabeth hertrouwde op 11-04-1509 met Antoon van Lalaing. Hij was kamerheer van Filips de Schone en lid van de raad van Karel V. In 1522 werd hij Stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland. In 1513-1514 was er een hongerwinter. Tot overmaat van ramp heerste er in 1518-1519 een pestepidemie in de Kempen. Op 06-12-1516 schok Elisabeth het Land van Hoogstraten aan haar man zodat hij in 1518 de grafelijke titel kon ontvangen. |
De Graven van Hoogstraten | |
1516-1540 | Antoon I van Lalaing: Het bewind van Antoon en Elisabeth werd een periode van welvaart. Nochtans werd de aanvang gekenmerkt door periodes van onrust. In 1518-1519 was er de pest. Er was de oorlogsdreiging tussen Karel V en Frans I. Pest en hongersnood kwamen regelmatig voor in de Kempen. Dit zou duren tot 1528. Antoon was toen op het toppunt van zijn macht. De kerk van Hoogstraten werd vervangen door een nieuwe met reusachtige toren. Een sierlijk stadhuis werd opgetrokken. Hij nam het initiatief tot de bouw van een nieuwe kerk in Meerle, waarvan enkel het koor afraakte.. Hij vernieuwd de keuren die tot model werden. Het aantal inwoners steeg geweldig en er stonden geen huizen meer leeg. Hij stierf in 1540 zonder kinderen na te laten. |
1540-1555 | Filips van Lalaing: Filips die, bij schenking, de goederen had geërfd bestuurde samen met zijn tante Elisabeth het graafschap. Hij verbleef veelal in Arnhem als Stadhouder van Gelre. Op jonge leeftijd stierf hij reeds in 1555, 5 maanden voor de dood van Elisabeth. Deze periode was niet zo voorspoedig. Er moesten verordeningen uitgevaardigd worden omtrent de pest in 1541. In 1542 viel Maarten van Rossum binnen en plunderde het Land van Hoogstraten terwijl de graaf afwezig was. Nog jaren lang moest men oorlogsbelasting betalen. |
1555-1568 | Antoon II van Lalaing: Antoon was een overtuigd medestander van Willem van Oranje in zijn strijd tegen Filips II. Hij bleef echter een overtuigd katholiek. In januari 1567 weigerde hij de eed van trouw aan de koning af te leggen. Later, na de nederlaag van de calvinisten, zwoer hij toch deze eed. Maar door de hertog van Alva werd hij wegens majesteitsschennis uit zijn landen verbannen. Alva stelde een spaanse gouverneur aan voor het graafschap. Dit betekende het begin van de Tachtigjarige Oorlog, een periode die veel verwoesting zou betekenen, en het graafschap practisch zou ontvolken. Pas op 25-04-1578 zou Willem, zoon van Antoon II, zijn vader opvolgen. |
Daar Meerle voor de familie van (den) Elsacker na deze periode van minder belang werd stoppen we hier bij deze catastrofale periode met als hoogtepunt de val van Antwerpen in 1585. Reeds vóór 1600 was het belangrijkste centrum voor de familie verplaatst via Hoogstraten naar Loenhout, waar Michiel van Elsacker en Anna Jordaens hun gezin zouden stichten dat zou leiden tot de vier grote vertakkingen van de familie van Elsacker. |