versie 26 augustus 2019 |
Jan Matthijs van Elsacker |
"licentiatus Sorbonicus", secretaris van Loenhout |
Jan Matthijs van Elsacker, geboren op 18-04-1669 te Loenhout, overleden op 16-04-1751 te Antwerpen. |
"en om dat hy is eenen van eer, van goede fame & reputatie, mede becleedende het ampt van secretaris, waer van behoort vervrempt te syn alle blame van leugenachtigheyt" |
Inleiding Jan Matthys van Elsacker (Joannes Mattheus in het latijn, geboren in 1669 en overleden in 1751) is een specifieke figuur geweest in de rij der familie Van Elsacker. Wij komen hem tegen tijdens het samenstellen van de stamboom. In het jaar 1741 scheidde hij van tafel en bed. Dit was iets zeer uitzonderlijks voor die tijd. Dit maakte ons dus nieuwsgierig. Waarom gebeurde deze scheiding? Jan Matthys was tenslotte "licentiatus Sorbonicus". Hij had aan de Parijse Sorbonne kunnen afstuderen. Hij moet dus wel zeer verstandig zijn geweest. Zijn ouders moeten gegoede burgers zijn geweest daar zij dit hebben kunnen bekostigen in de zware na-oorlogse periode van de opstand der Nederlanden tegen Spanje, met de Vrede van Munster (1648) als gevolg, waardoor de Schelde definitief werd afgesloten door Nederland. Wat was er dan gebeurd met Jan Matthys? Hij verdwijnt vanaf 1736 uit de archieven van Loenhout. De secretaris-werkzaamheden worden dan door zijn klerk verricht. Zijn vrouw, Magdalena Tappers, treedt bij verschillende gelegenheden op waar we normaal Jan Matthys mogen verwachten. Was hij toen ziek? Verbleef hij buiten Loenhout? Hij overleed uiteindelijk op de pastorie van St Willibrordus te Antwerpen bij zijn broer Peeter, die er pastoor was. Reeds in 1716 kreeg hij moeilijkheden met het Magistraat en met de Vrouwe van Loenhout wegens zijn eigenzinnig optreden als secretaris. Hij werd veroordeeld door de Raad van Brabant om zich aan de wetten te houden, maar hij trok zich daar niets van aan. Hij verscheen niet op de zitdagen van het Magistraat, ook niet na uitdrukkelijk verzoek, zodat het schrijfwerk zich opstapelde en de zaken niet konden afgehandeld worden. In 1723 kreeg de Vrouwe van Loenhout de toestemming om een substituut-secretaris aan te stellen. Vanaf dan komen er berichten over " eigenaardig " gedrag van Jan Matthys. Hij leed blijkbaar aan " sottichheden " en beweerde dat hij de koning, ja zelfs de keizer was. Toen de procureur-generaal in Loenhout een onderzoek kwam instellen trok Jan Matthys, al dansend en springend, tesamen met een menigte volk, door het dorp al roepend: "Ik ben de keizer". Officieel bleef hij de secretaris van Loenhout tot aan zijn dood. In 1733 werd M.A. Essers substituut-secretaris en hij bleef dit tot in 1751. Hij woonde dan bij Jan Matthys in huis, na de scheiding van Jan Matthys en Magdalena Tappers. Wij vermoeden dat Jan Matthys enige tijd later wegens zijn gedrag niet meer te houden was en naar Antwerpen, naar zijn broer Peeter, ging (of gezonden werd) om er tot rust te komen. In de inventaris van M. A. Essers vinden wij het boekenbezit van Jan Matthys: 123 latijnse, 35 franse en 38 nederlandse boeken. Hij was tenslotte licentiaat in de rechten! Een geletterd man dus. Was hij inderdaad anarchistisch of krankzinnig, had hij een moeilijk karakter of was hij een meesterlijk toneelspeler? Ik vrees dat ik het antwoord aan de lezer zal moeten overlaten. De geschiedenis leert het ons niet. Voor alle duidelijkheid vermeld ik hier dat bepaalde passages van teksten in cursief schrift zijn gezet. Ik heb dit zo gedaan om te laten blijken welke teksten uit de originele documenten zijn overgenomen en welke niet. Het zal de aandachtige lezer opvallen dat de handtekening van Jan Matthys bestaat uit "M. van Elsacker". Hiervoor zijn twee verklaringen mogelijk. Jan Matthys gebruikte zijn tweede naam als roepnaam en tekende zo als M(atthys) van Elsacker. Of hij tekende als M(eester) van Elsacker. |
Ik moet ook nog twee mensen bedanken : Mijn broer Hugo omdat hij zo bereidwillig is geweest om in mijn plaats naar de archieven te gaan en de nodige documenten te gaan halen. Ikzelf had daartoe de tijd niet en zodoende zou deze brochure niet zijn klaar gekomen. Met zijn aangeboren optimisme zei hij, toen ik het hem vroeg, "en hoe lang moet ik dit doen?" Ge ziet, Hugo, het resultaat is er. Ik hoop dat gij er tevreden mee bent. En zeker moet ik bedanken pater Juvenalis, Frans Van Elsacker, de mentor van onze stamboom, voor de vele uren die wij reeds doorbrachten en het vele geduld dat hij opbracht om mij wegwijs te maken. Hij heeft met oeverloos geduld deze brochure gelezen en de fouten verbeterd. Ik hoop nu maar dat hij ook de tijd zal vinden om het eens rustig te lezen. Want ..... |
N.B. slechts 2 maanden later, op 30-12-2002, komt pater Juvenalis te overlijden! (red.) |
Wij hebben ons tot doel gesteld, hetgeen in de volgende middelnederlandse tekst zo mooi wordt omschreven: "Ick wille weten wy ghy syt ende waer gy vaert in dese tyt....." |
De goedwillige lezer weze er van overtuigd dat alle nuttige gegevens, aanvullingen en terechtwijzingen ons steeds welkom zijn. De anderen verzoeken wij de woorden indachtig te zijn, die ik overschrijf uit een oud pedagogisch boekje: "Nemet in danck, al ist niet constich gedaen syn, Wat ut goedtheyt geschiedt moet jonstich ontfaen syn." Onze hartelijke groeten aan onze "familiale" lezers |
Nescio, Qua natale dulcedine cunctos ducit, Et immemores Non sinit esse sui. (Ovidius) (Ik weet niet, door wat drang de mens gestaag wordt bezeten tot zijn geboorteplaats en die niet kan vergeten.) Herman Van Elsacker, Deurne, november 2002 |
het dorp |
de muziek | Het dorp Thuis heb ik nog een ansichtkaart, Waarop een kerk een kar met paard, Een slagerij J. van der Ven, Een kroeg, een juffrouw op de fiets. Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets. Maar het is waar ik geboren ben. Dit dorp, ik weet nog hoe het was, De boerenkind'ren in de klas, Een kar die ratelt op de keien. Het raadhuis met een pomp ervoor, Een zandweg tussen koren door, Het vee, de boerderijen. Dat dorp van toen, het is voorbij, Dit is al wat er bleef voor mij, Een ansicht en herinneringen. Wim Sonneveld | |
de handtekening van Jan Matthys |
een tijdsbeeld |
1669 - 1751 De Nederlanden: gescheiden broeders In tegenstelling tot de Verenigde Provincien moeten de zuidelijke Nederlanden, ook Vlaanderen genoemd, de gebeurtenissen passief ondergaan. De oorzaken hiervan liggen niet bij de bevolking maar in het feit dat Vlaanderen behoorde tot een zieltogende monarchie die onkundig was om zijn grondgebied te verdedigen. En er waren kapers op de kust. Vooral Frankrijk dat zijn aspiraties ten aanzien van Vlaanderen nieuw leven inblies. Daarnaast ageerde ook Engeland en de Republiek. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw kon men er niet meer omheen: Vlaanderen was gereduceerd tot een bufferstaat die zonder stem haar lot moest ondergaan. Na aartshertogin Isabella zijn de landvoogden, op enkele uitzonderingen na, zwakke figuren of gewoon nulliteiten geweest. Het dieptepunt lag wellicht tussen 1668 en 1691 toen niet minder dan zeven landvoogden naar Brussel kwamen. Misschien nog schrijnender dan de politieke situatie was de economische. Eeuwenlang lag het economisch zwaartepunt in de zuidelijke havens. Brugge, Gent en nadien Antwerpen waren handelsknooppunten en centra met wereldfaam. In de 16e eeuw stak vooral Antwerpen alle concurrenten naar de kroon. Vanaf 1585 evenwel werd zij het slachtoffer van de oorlog. De opstandelingen sloten de Schelde af. Zolang de vijandelijkheden duurden leek dit een begrijpelijke houding. Bij de vredesverdragen echter werd duidelijk dat de sluiting van de Schelde enkel diende om de economische belangen van Amsterdam veilig te stellen. Ondanks deze situatie, die nog werd verergerd door een emigratie van ambachtslui naar het noorden, bleef men niet bij de pakken zitten. De handel op Antwerpen was niet totaal stilgevallen. Wel betekende de sluiting van de Schelde dat goederen bestemd voor de spaanse Nederlanden eerst naar hollandse of zeeuwse havens werden gevoerd en van daar uit naar het zuiden. Om deze geldrovende omslag van goederen te voorkomen werd gezocht naar andere mogelijkheden. De havens van Oostende en Duinkerken gaven hier een oplossing waarvan de textielindustrie kon profiteren. Naast vooral goedkopere produkten bleef ook de tapijthandel overeind. Ook wat het opkomend mercantilisme betrof bleef Vlaanderen niet achter. Dit steeds redelijk los van Spanje. De economie heeft zich dus vrij goed weten te handhaven maar uiteindelijk bleven de vooruitzichten somber. De Negenjarige Oorlog en in het begin van de 18e eeuw de Spaanse Successieoorlog (1701-1713/1714) teisterden Vlaanderen zo hevig dat de industrie in elkaar stortte. Op ogenblikken dat een hereniging mogelijk leek doken steeds dezelfde obstakels op. De taal speelde hierbij nog geen rol van betekenis. Zo pleitte de Waalse adel eerder voor aansluiting bij Frankrijk om de spaanse bezetter te kunnen verdrijven! Vooreerst was er de reflex om de eigen handel veilig te kunnen stellen. Een vrij Antwerpen was voor Amsterdam geen prettig vooruitzicht. Wat hen meer interesseerde was wat er in de kolonies gebeurde. Deze horizonverruiming zorgde ervoor dat Vlaanderen niet langer een eerste prioriteit was. Een tweede hindernis werd opgeworpen door het verschil in religie. Is het de motor geweest waardoor de Republiek op zo korte tijd zo geweldig kon groeien? Zeker zit in de tegenstelling tussen het calvinisme en het katholicisme van na Trente de kiem die de scheiding der geesten in zich draagt. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen het meer verdraagzame republikeinse Noorden en het absolutistisch geregeerde Zuiden. Niemand kan ontkennen dat Nederland, op enkele momenten van verdwazing na, een verdraagzaam beeld biedt. Om alles echter in een juist perspectief te plaatsen moet men vermelden dat heel wat calvinistische emigranten toonbeelden van onverdraagzaamheid waren. De religieuze en levensbeschouwelijke onverdraagzaamheid was geen monopolie van het Zuiden. En toch kan men niet loochenen dat het beeld van het 17e eeuwse Nederland anders oogt dan dat van Vlaanderen. Vooral de schilderskunst onthult een verschil. De eersten met hun landschappen en stillevens schijnen zich goed thuis te voelen in de concrete werkelijkheid van elke dag. Het huis, het interieur, het landschap… alles is op zich genomen de moeite waard. Bij de Vlamingen lijkt dit echter ingewikkelder te liggen. Hun kunst is vrijwel voortdurend draagster van een dieperliggende zin waar, zoals bij Rubens, niets vanzelfsprekend is en alles opnieuw moet bevochten worden op de eeuwigheid. Beide vormen van kunst werden in eigen land door een brede massa bewonderd. Sluit deze verschillende voorkeur aan bij het meer rationele calvinisme of bij het sterk gevoelsgeladen katholicisme? De vraag blijft open. Wat in de vorige eeuw kon worden vermoed komt nu aan de oppervlakte. De scheiding tussen Noord en Zuid werd een feit. Meer nog, de koninklijke Nederlanden werden door de Republiek eerder als een wingewest gezien dan als een verloren familielid. Maar ook dit afgewezen broederland had zich bij de scheiding neergelegd: economische maar ook religieuze motieven speelden hierbij een rol. Veel tijd om daarover te piekeren werd aan de uit elkaar gegroeide familieleden niet gegeven. De Verenigde Provincien konden, in de nieuwe Europese verhoudingen, hun vooraanstaande rol niet handhaven en gleden volledig weg in de schaduw van Engeland. De zuidelijke Nederlanden gingen, nadat eerst nog wat aan hun grenzen was geknaagd, over naar de Oostenrijkse Habsburgers. Ondanks deze weinig benijdenswaardige status van "pasmunt voor de grote mogendheden" bleven zij getuigen van een merkwaardige vitaliteit waardoor zij actief deelnamen aan de veranderingen van het maatschappelijk patroon. Ondertussen was Europa grondig aan het veranderen. De Verlichting oefende over heel Europa een belangrijke invloed uit. In deze vernieuwing speelden Spanje en de Nederlanden geen rol meer. Vooral Frankrijk en Engeland leidden hier de dans, zij het dat Frankrijk gekenmerkt werd door een spanning tussen een vorstelijk absolutisme en een rationele cultuur anderzijds. Zowel de politieke evolutie als de verandering in de geesten zouden uiteindelijk exploderen in de Franse Revolutie van 1789. Deze Revolutie liet definitief het doek vallen over het "Ancien Régime". |
Geschiedkundige aanknopingspunten |
Te Meerle, aan de Chaamse weg, ligt het domein Elsacker, groot 300 ha, waaraan de familie haar naam heeft ontleend. Van daar uit zien we deze naam, ook in enkele varianten, opduiken te Hoogstraten, Antwerpen en Loenhout. De naam verspreidde zich later over Belgie, Nederland, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Japan, de USA en Canada. Hier volgt een overzicht, in het licht van de geschiedenis, van de strijd die onze voorouders voerden in hun bestaan. Zij overleefden oorlogen, ziektes, hongersnood en waterrampen. Zij waren invloedrijk of eenvoudig, werden op ereplaatsen begraven of verdwenen in het niet, verkeerden in de hoogste kringen of waren arme mensen. Toch behoorden zij allen tot eenzelfde stam. Zouden onze eerste voorouders dit alles vermoed hebben? |
Willem III |
04-08-1669 | Geboorte van Jan Matthys van Elsacker. Hij is de zoon van Michiel 1630 en huwt (en scheidt) van Magdalena Tappers. Hij wordt "licentiatus Sorbonicus" en secretaris van Loenhout. |
1670-1675 | Juan van Monterey, landvoogd. | |
1672-1702 | Willem III, stadhouder van Holland en Zeeland. | |
...-...-1674 | Michiel van Elsacker, de jongste zoon en notaris, koopt van de andere erfgenamen het Schalienhuis en wordt er ook brouwer. | |
1674-1680 | Carlos van Villa-Hermosa, landvoogd. | |
...-...-1677 | Margriet van Elsacker (geboren 1622 en gehuwd met Jan Rommens) schenkt aan de kerk van Meer een gouden Renaissance-kelk. Deze kelk bevindt zich nog steeds in de sacristie te Meer. | |
1680-1682 | Alexander Farnese, hertog van Parma, landvoogd. | |
1682-1685 | Hendrik Otto van Grana, landvoogd. | |
1682-1707 | Cornelia van Elsacker, dochter van Michiel en Anna Jordaens, wordt priorin van het klooster St Margrietendaal te Antwerpen. | |
06-02-1685 | Jan Frans van Elsacker, zoon van Peter en secretaris, koopt van zijn mede-erfgenamen de Secretarishoeve. | |
Jan Willem Friso |
1685-1692 | Francisco van Castanaga, landvoogd. |
29-12-1690 | Catharina van Gils, weduwe van Michiel 1630, vernieuwt de rentebrieven en beheert de eigendom te Pulderbos verder tot aan haar dood in 1720. | |
1692-1713 | Maximiliaan Emmanuel van Beieren, landvoogd. | |
1693-1694 | Graancrisis met spectaculaire prijsstijgingen waardoor er hongersnood kwam. | |
1696-1711 | Jan Willem Friso, stadhouder van Friesland. | |
1701-1707 | Bezetting der Zuidelijke Nederlanden door Lodewijk XIV. Maximiliaan Emmanuel kiest de zijde van Frankrijk. | |
1702-1747 | 2e stadhouderloos tijdperk voor Holland en Zeeland. | |
1709-1710 | "De grote winter" met hongersnood tot gevolg. | |
1711-1751 | Willem II (IV), stadhouder van Friesland. | |
...-...-1713 | Vrede van Utrecht: De Zuidelijke Nederlanden komen toe aan Oostenrijk. | |
1714-1716 | Jozef von Königsegg, gevolmachtigd minister. | |
1715-1784 | Landbouwgronden worden uitgebreid, deels door een sterke beteugeling van giften en legaten aan de Kerk, deels door het teeltklaar maken van heidegronden. De landbouwers verdienen beter hun brood. | |
1716-1724 | Eugenius van Savoye, landvoogd. | |
30-05-1719 | Maarten van Elsacker (geboren 07-04-1691) wordt vermoord na een café-ruzie. De dader ontsnapt. | |
1720-1760 | Jan Matthys, zoon van Michiel 1630 en wordt eigenaar van het domein te Pulderbos. Hij zal ook eigenaar worden van het Schalienhuis. | |
Willem IV |
22-08-1720 | Geboorte van Frans Bernard van Elsacker. Hij is de zoon van Jan Matthys 1669 en huwt met Joanna Hermans. Hij wordt brouwer in het Schalienhuis. |
1724-1741 | Aartshertogin Maria-Elisabeth, landvoogdes. | |
18-01-1731 | Elisabeth van Elsacker, dochter van Jan Frans, secretaris en grootgrondbezitter, maakt haar testament ten gunste van de kinderen van Marcellus Marcelli en haar zuster Catharina. Een grote erfenis gaat verloren voor de familie Van Elsacker. | |
...-...-1740 | "De lange winter" met schaarste en hongersnood en epidemieen tot gevolg. Na 1740 werden de periodes van hongersnood minder erg door de toenemende consumptie van aardappels. | |
1745-1746 | Maurits van Saksen, de Franse aanvoerder, wint de slag bij Rocourt. Gent, Brussel en Namen vallen in Franse handen. Frankrijk beseft dat het deze gebieden niet zal kunnen houden maar maakt er een troefkaart van voor de komende besprekingen. | |
1747-1751 | Willem IV, stadhouder van Holland en Zeeland. | |
1751-1795 | Willem V, stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland. | |
...-...-1753 | Frans Bernard van Elsacker, zoon van Jan Matthys, neemt het Schalienhuis in gebruik als brouwer. | |
...-...-1756 | Maria-Theresia bereikt een vredelievende oplossing tussen Spanje, Frankrijk en Noord-Nederland. Karel van Lorreinen, een goedig en joviaal man, wordt landvoogd. Zachte aanpak van de Provinciale Staten, de gilden en de kerk (wat betreft haar wereldlijke aspiraties). | |
21-07-1758 | Peter van Elsacker, diplomaat van keizer Karel VII en minister residens in Den Haag, overleden op 10-01-1755 te ‘s Gravenhage, wordt begraven in de kathedraal van Antwerpen. Zijn erfenis zal later te Roermond zorgen voor een jarenlange (verloren) strijd tussen de kinderen van Frans Bernard van Elsacker en de familie Roubens en Guerin. | |
1760-1835 | Peter van Elsacker, dokter in de medicijnen en zoon van Jan Matthys, is eigenaar van het domein te Pulderbos. |
Wij vragen ons in deze tijd vaak af, waar wij naar toe gaan. Wellicht ware het beter, eens na te gaan vanwaar wij komen. |
Heren (Vrouwen) van Loenhout |
"Wij" hebben als basis gebruikt: Inventaris van het archief van de heerlijkheden Loenhout en Popendonk (door H Delvaux); Landelijk Loenhout (door John Cuyvers); Geschiedenis van Loenhout (door Van Aken). |
De heerlijkheden Loenhout en Popendonk, op het grondgebied van het huidige Loenhout (Wuustwezel) gelegen, waren oorspronkelijk twee wel degelijk gescheiden heerlijkheden. De heerlijkheid Loenhout was leenroerig onder de heer van Ekeren, terwijl het kleinere Popendonk rechtstreeks van de hertog van Brabant in leen werd gehouden. Omdat ze vanaf de 16e eeuw steeds aan één en dezelfde heer toebehoorden werden ze meestal als één geheel beschouwd. De heer van Loenhout bezat naast de hogere, middele en lagere jurisdictie tevens de jacht- en visrechten, het recht om bomen te planten langs de wegen en het recht tot aanstelling van de schout, secretaris, schepenen, vorster, koster en Heilige Geestmeesters. Tot de goederen van de heerlijkheid Loenhout behoorde vooreerst een omwaterd kasteel met hof van plaisantie en andere omliggende hoven, bovendien nog verscheidene hoeven, een windmolen, gronden en moeren, die gedeeltelijk op het grondgebied van Wuustwezel lagen. Verdere inkomsten had de heer door een klein aandeel in de tienden, talrijke cijnzen in geld en natura en de leenrechten van de vele ondergeschikte lenen. Een aantal hiervan waren volle lenen, die op zichzelf een leenhof met eigen stadhouder en leenmannen vormden en waarvan ook weer achterlenen afhingen. De heren van Loenhout hebben steeds geprobeerd deze volle lenen opnieuw in hun bezit te krijgen. Zo kocht de heer in 1630 het volle leen, dat in de 16e eeuw aan Ewout van Emeren toebehoorde . In 1665 kocht de vrouwe van Loenhout de drie volle lenen van Winand de Wyngarde, wiens vierde volle leen in het bezit kwam van Peter van Elsacker . In 1770 kocht Jan Jozef Walckiers het leenhof van Neerven. De vroegste heer, die in de archieven wordt vernoemd, is Daniel van Bouchout, burggraaf van Brussel. In 1543 liet hij een nieuw leenboek opstellen Hij verkocht de heerlijkheid Popendonk aan Lodewijk van Leefdal, die ze in 1495 nog steeds in eigendom had . Hoe ze nadien terug aan de heren van Loenhout kwam is niet duidelijk. Daniel van Bouchout vermaakte bij testament de heerlijkheid Loenhout aan zijn dochter Margaretha, die gehuwd was met Everard van der Marck, graaf van Arenberg. |
1661-1675: Louise Adriana Perez de Baron |
Zij is de nicht van Catharina Leonore Perez de Baron en erfde de heerlijkheden van Loenhout en Popendonk. Vóór de dood van Catharina had de moeder van Louise reeds herhaalde malen geldelijke steun verleend ten voordele van de kerk en de kapel. Louise Adriana Perez de Baron belastte bij haar dood de heerlijkheden, die toen zeker niet goed bij kas waren, met twee legaten, achtereenvolgens bestemd voor het gasthuis van Turnhout en voor het St Geertruiklooster te Brussel. Zij had geërfd van Catharina onder bepaalde voorwaarden. Zij moest enkele verplichtingen nakomen tijdens haar leven en vooral bij haar dood. Deze voorwaarden werden te Luik in 1672 geopend in het bijzijn van getuigen. De parochie van Loenhout erfde van Catharina 1000 gulden voor de kerk en 1000 gulden voor de armen van de gemeente. Verder moest op haar kosten het altaar in de kerk "gemarmeerd" worden en een oksaal met een klein orgel mocht aangekocht worden. Ze voorzag zelfs een bedrag voor de organist. Waarschijnlijk was dit het eerste orgel in de kerk. De broederschap van St Franciscus moest blijven bestaan met een grote mis met muziek elke eerste zondag van de maand mei. Zij voorzag het nodige geld om bij haar dood de grote klok zes weken te luiden. Ook schonk ze bij haar dood een roodvelouren altaarkleed, een kazuifel en een "cape". Na de dood van Louise moest de kist van verzilverd koper met O. L. Vrouw van Scherpenheuvel, die eigendom was van Catharina, aan de kerk geschonken worden en geplaatst op haar altaar. Deze kist werd vernietigd in 1940. Voor hetzelfde altaar voorzag ze nog vier zilveren kandelaars. Aan de kapel van St Quirinus met de put schonk ze 300 gulden om er een altaar te maken. |
1675-1687: Filibert Vaca de Soto Mayor |
Markies de Melin was gehuwd met Margaretha de Gamarra en ze waren de erfgenamen van Louise Adriana Perez de Baron. Filibert vertrok terug naar Spanje en liet het beheer van zijn erfenis over aan zijn vrouw. In 1682 werd met haar toestemming een nieuw orgel voor de kerk besteld. De schulden te Loenhout waren echter zo groot dat Margaretha, met de volmacht van haar man, de goederen in 1684 trachtte te verkopen. Toen dit niet lukte werden in 1687 de beide heerlijkheden te Brussel openbaar verkocht. De tussenpersoon bij die verkoop was Jacob Ferdinand Thouart. De zusters van het gasthuis van Turnhout en van St Geertrui te Brussel hadden klacht ingediend wegens het niet betalen van legaten. De koper was notaris Peter van No, handelend in naam van Johan Louis van Siegen van Sechten. De vader van Johan Louis van Siegen van Sechten was één van de schuldeisers geweest van Louise Adriana Perez de Baron. De koopprijs bedroeg 55.000 gulden, onvoldoende om de schulden te betalen. |
1687-1705: Johan Louis van Siegen van Sechten |
Er onstond weer een conflict. Ditmaal was de heer van Loenhout, Johan Louis van Siegen van Sechten, niet akkoord met notaris Peter van No over het beheer van de heerlijkheden. Bijna tien jaar na de verkoop begonnen ook de kinderen van Margaretha de Gamarra, markiezin van Melin, een proces om de heerlijkheden terug onder hun beheer te krijgen . Bijna 30 jaar zou dit proces duren. Ondertussen overleed Johan Louis van Siegen van Sechten te Loenhout op 26-12-1705. De volkstelling van 1693 vermeld voor het kasteel de volgende bewoners: Johan Louis Van Siegen met zijn echtgenote en nog een broer Gaspar Joannes Van Siegen, samen met Hendrik Smit (een familielid?), Laureys Driesen en Geerard Hermans, de twee knechten. Maria Jansen, de dochter van Peeter Jansen, en Cornelia Jansen, de twee meiden woonden ook in het kasteel. Geen grote hofhouding dus. |
1705-1728: Louisa Bernardine Herry |
De echtgenote van Johan van Siegen van Sechten zag zich, als vrouwe van Loenhout, verplicht nieuwe renten te heffen om aan de schulden te voldoen . Zij voerde in 1714 een proces tegen Jan Frans van Elsacker, tevens notaris te Brussel, betreffende de overdracht van de leenboeken en in 1720-1723 voerden de erfgenamen van Jan Frans van Elsacker, overleden in 1716, een proces opdat de vrouwe van Loenhout haar schulden aan de erfgenamen zou betalen. In 1728 droeg zij haar rechten over op haar neef Petrus Herry. |
1728-1729: Petrus Herry |
De overdracht was nog niet volledig teneinde of de heerlijkheden werden verkocht, bij decreet van het leenhof van Brabant en dit op verzoek van de provisors van de Heilige Geesttafel van Loenhout. De koper was één van de schuldeisers van zijn nonkel Johan Louis van Siegen van Sechten, nl Filip van der Laen. Op 12-03-1729 werden uiteindelijk de beide heerlijkheden weer eens met betwisting verkocht. Van dan af is Filip van der Laen even heer van Loenhout en Popendonk. |
1729-1734: Filip Jacob van der Laen
|
Petrus Herry en zijn dochter Bernardine Louise woonden toen nog op het kasteel en in 1729 eiste Filip van der Laen dat ze het kasteel zouden verlaten. Petrus Herry, die op het ogenblik van de verkoop niet over de vereiste geldmiddelen beschikte, lukte kort nadien erin om 34600 gulden kapitaal te bekomen van Jan Jozef Walckiers , stammend uit een bankiersfamilie uit Brussel. Namens zijn minderjarige dochter Bernardine Louise liet hij zijn rechten op de heerlijkheden gelden . Zodra hij het gelijk aan zijn kant kreeg, kwam hij tot de vaststelling dat hij niet genoeg inkomsten had om de intresten te betalen. Daarom verkocht hij in 1734 de heerlijkheden voor 50075 gulden aan Jan Jozef Walckiers, heer van Oostwinkel . De afrekening van de verkoop sleepte lang aan en leidde nogmaals tot een langdurig proces . Filip Jacob van der Laen was administratief enige tijd eigenaar van Loenhout. Toch voerde hij heel wat processen. In 1732 beschuldigde hij Bernard Herry van het uitkappen van bomen. |
1734-1768: Jonker Jean Baptist Walckiers de Gammerages |
Hij was ook heer van Oostwinkel en hij werd op 17-10-1734 feestelijk ingehaald in de gemeente. De slechte tijd op het kasteel leek voorbij. Hij (ver)bouwde een nieuw kasteel. Dat kasteel staat er, enkele wijzigingen en restauraties uitgezonderd, nu nog. Men verondersteld dat Walckiers overleed rond 1768 vermits dat jaar vermeld word als verkoopjaar van de goederen. Deze heer maakte het kasteel weer welvarend. |
De secretarissen van Loenhout, in het "Ancien Régime" |
De eerste secretarissen waren niet te vergelijken met een huidige secretaris. Bij de secretaris van "de Vierschaar" ging de bevoegdheid veel verder. De Vierschaar sprak lichte en soms ook zware straffen uit. Op administratief gebied was zijn taak echter beperkt. Er was geen gemeentehuis. Alle werk gebeurde bij hem thuis. In de kerk, hoog in de toren of onder de pannen, stond veilig voor de ronddolende bendes en rovers een koffer, met drie sloten, die waardevolle papieren bevatte en het geld van de "Tafel van de H. Geest". Die koffer heette "comme" naar de oud-Frankische naam voor de stronk van een boom. Deze was al dan niet uitgehold voor de bewaring van waardevolle dingen. De koffer werd dan ook soms "boomkoffer" genoemd. Later voorzag men in de toren van de kerk een lokaaltje om die koffer, met de drie sloten, in te bewaren. Het perkament en later het schrijfpapier was duur. De secretaris schreef dus meestal zeer klein. Later toen hij per blad werd betaald en het papier goedkoper werd, schreef hij meestal groter en een gewone brief bestond dan al vlug uit twee bladen. De Heren van Loenhout, die de secretaris aanstelden, zullen hem vooral zoeken in de familie van de vorige secretaris. Slechts na de franse revolutie zal er een gemeentehuis komen in elke gemeente. |
het wapen van Loenhout: schild = goud, letter L = keel (heraldisch rood), balk = afwisselend keel en wit |
1612-(onbekend): Michiel Jordaens |
Michiel was toen waarschijnlijk secretaris. |
1635-1647: Andries Jordaens |
Andries Jordaens wordt aangesteld als secretaris in 1635. Hij overlijdt in 1647. Andries was gehuwd met Maria Vorsselmans, die in 1675 overlijdt. |
1647-1676: Peter van Elsacker |
Peter volgt Andries Jordaens op als secretaris. Hij huwt met Joanna Goers en later met Joanna van Duysel. In 1645 is hij ook stadhouder en rentmeester van het leenhof van de vrouwe van Loenhout en ook van het leenhof van Tychelt. Hij overlijdt op 13-04-1676. |
1676-1716: Jan Frans van Elsacker |
Jan Frans wordt secretaris in 1676. Hij wordt notaris te Brussel in 1716. In 1700 loopt er een proces tegen hem vanwege Karel Niklaas van Berkel omdat Jan Frans een getimbreerd wapenschild had laten aanbrengen op het graf van Peeter van Elsacker. Een getimbreerd wapenschild was een wapen dat met dekkleden en met helm en helmteken voorzien was. Familiewapens van niet adellijke families hadden meestal wel een schild maar geen helmteken. |
1716-1724(?): Jan Matthys van Elsacker |
Jan Matthys wordt secretaris benoemd bij de benoeming van Jan Frans van Elsacker tot notaris te Brussel. Hij was een neef van Jan Frans van Elsacker. |
1729: Petrus Jordaens |
Hij wordt kortstondig secretaris. Na hem volgen nog een reeks substituut-secretarissen tot in 1735 M. A. Essers wordt aangesteld. |
1735: M.A. Essers |
M.A. Essers was dienstdoende secretaris tijdens de "onbekwaamheid" van Jan Matthys. Hij werd later notaris en secretaris te Boechout. |
1775: Petrus Roubens |
Hij was ook rentmeester. |
De voorouders van Jan Matthijs |
Generatie | Verwantschap | Naam | Geboren | |||
VIII | oudovergrootvader | Corneel | Hoogstraten (Meerle), ± ...-...-1438 | |||
VII | oudgrootvader | Michiel Corneliszn | Hoogstraten (Loenhout), ± ...-...-1473 | |||
VI | oudvader | Corneel Michielszn | Loenhout, ± ...-...-1504 | |||
V | betovergrootvader | Michiel | Loenhout, ± ...-...-1525 | |||
IV | overgrootvader | Jan | Loenhout, ± ...-...-1551 | |||
III | grootvader | Michiel Janszn | Loenhout, ± ...-...-1589 | |||
II | vader | Michiel Michielszn | Loenhout 21-03-1630 | |||
I | Jan Matthys | Loenhout 18-04-1669 |
Niet weten wat vóór zijn tijd gebeurde, als er sprake is van de geboorteplaats. Is altijd kind zijn en het blijven. (Cicero) |
Het gezin van Jan Matthijs |
Jan Matthys van Elsacker, zoon van Michiel en van Catharina van Gils, wordt gedoopt te Loenhout op 18-04-1669 (de doopgetuigen waren Jan Frans van Elsacker i.p.v. Jan Rommens en Joanna van Duysel) en overlijdt te Antwerpen op 16-04-1751 op de St Willibrordusparochie bij zijn broer Peeter, die daar pastoor was.
Jan Matthys huwt te Antwerpen op 25-03-1708 voor de kerk (de getuigen waren Pieter Crol en Leendert van Hul, schepenen). Hij zal later scheiden van zijn vrouw:
Magdalena Tappers, dochter van Willem en Maria Crol, gedoopt te Roosendaal op 27-09-1688 (de doopgetuigen waren Albert Otgens en Maria Tappers) en overlijdt te Anwerpen op de St Jacobsparochie op 17-10-1760. Volgens de pastoor van Loenhout overlijdt zij op 14-10-1760 en wordt zij begraven in de kerk van Loenhout "op ‘t koor". Uit dit huwelijk werden volgende kinderen geboren:
|
Jan Matthys..... of..... Ick wille weten wy ghy syt..... |
Jan Matthys als secretaris die voldoet |
In deze periode gaat alles nog goed met Jan Matthys. Hij werkt blijkbaar zoals het hoort en heeft geen problemen. We merken ook op dat er, telkens als het over erfeniskwesties gaat, er spraak is van "de weduwe en erfgenamen". Er is dus inderdaad blijkbaar nooit een erfenisdeling geweest. Wij kunnen ook zien dat Jan Matthys tekent als "M. van Elsacker". Het geeft ons ook een beetje een idee van het werk dat een secretaris had te verrichten. Het is duidelijk ander werk en ingrijpender dan het werk van een huidige secretaris. Eerlijkheidshalve moeten wij zeggen dat wij sommige van de documenten slechts gedeeltelijk hebben weergegeven, dit in de hoop dat het geheel leesbaar blijft. Wij merken op dat, buiten de eigendommen die zij reeds bezaten, er nog steeds eigendommen bijkomen. Wij kunnen dus wel vermoeden dat deze familie beslist tot de "gegoede" burgerij mocht gerekend worden. Wij mogen ook niet vergeten dat wij het hier enkel over één tak van de familie hebben. In dezelfde periode waren de van Elsacker’s uit de andere takken op dezelfde leest geschoeid. Zij waren dus wel degelijk zeer "invloedrijke" mensen in Loenhout en omstreken. Ook als we opmerken dat de huwelijken die zij deden met personen, buiten Loenhout, zeer welvarend waren. Maar laten wij onze aandacht houden bij Jan Matthys. |
11 november 1693 Jan Matthys wordt gevraagd als volmachtdrager. "Sr Jan Mathei van Elsacker ..... machtich gemaekt door Jan Reynders Jan Reynders pieterss constitueert Sr Jan Mathei van Elsacker 17 februari 1698 te Meer Een leen te Meer komt toe aan Henrica van Gilse, een tante van Jan Matthys, bij het overlijden van haar moeder (17-02-1698). Besetman is Jan Matthys van Elsacker. 02-04-1698 te Loenhout Peeter van Beeck, secretaris van Wuustwezel, en zijn vrouw Anna van Elsacker verklaren dat zij schuldig zijn aan Jan Rommens en zijn vrouw Margriet van Elsacker. Jan Matthys, als procuratiehouder, vernieuwt de penningen van deze obligaties.
25-04-1698 te Loenhout Matthys Ooms verkoopt aan de weduwe en erfgenamen van Michiel van Elsacker voor een erfelijke rente land, grond en toebehoren op het Driesken, op den Duyffhoren, weide, akker op den Heffelinck en een bos.
28-04-1698 te Loenhout Michiel Cornelis van Elsacker verkoopt aan de weduwe en de kinderen van Michiel van Elsacker een weide, grond en toebehoren gelegen aan het Molenbos. De weduwe en kinderen Michiel van Elsacker.
28-01-1709 te Loenhout Jan Matthys, als secretaris, laat officieel weten aan Jan Lenaert Wirckx dat hij op de eerstkomende gerechtsdag dient te verschijnen.
28-02-1709 te Loenhout De vorster van Loenhout verklaart dat hij Jan Lenaert Wirckx (zie 28-01-1709) heeft gesommeerd van het vonnis dat te zijnen laste is geweest op 25 februari 1709 omtrent achterstallige betalingen van renten aan de erfgenamen van Michiel van Elsacker en aan het klooster van Ste Martens ten Troon.
10 februari 1710 Jan Matthys ondertekent een akte voor het gerechtshof over een conflict tussen Nicasius Nieles en Jan Verboven.
10 oktober 1711 te Loenhout Machtiging aan de voogden van Willem Lambrecht Broomans tot het verkopen van zijn deel in de voorgeschreven tiende van Loenhout daar de erfenis van dit weeskind belast was met de schulden van zijn vader. De erfbrief wordt in twee delen opgesteld.
10 oktober 1711 te Loenhout
|
Jan Matthys als secretaris die niet voldoet |
11 mei 1716 te Loenhout Door de schepenen van Loenhout wordt bevestigd dat er voor de rechtbank een zaak is ontstaan tussen Jan Matthys en de schout van Loenhout wegens de weigering van Jan Matthys om verschillende personen, dewelke door de schout waren gedaagd, op de rol te plaatsen. Het was de taak van Jan Matthys om hier een gevolg aan te geven. Blijkbaar is hij hier echter niet mee akkoord en hij zal het dus ook niet doen. 25 mei 1716 te Brussel De Vrouwe van Loenhout, Bernardine Herry, verzoekt procureur Sittart om uit haar naam bij de Raad van Brabant een verzoek te richten tot maning aan Jan Matthys en om door te gaan tot het einde. Zij oordeelt dat Jan Matthys nu toch te ver gaat in zijn verzuim en tracht zelf in te grijpen om een definitieve beslissing af te dwingen.
18 juni 1716 te Loenhout De Vrouwe van Loenhout en de schout dagen Jan Matthys voor de Raad van Brabant daar hij zich niet blijkt te houden aan de reglementeringen voor de salarissen zoals deze bepaald zijn door de hoofdbank van Zandhoven. Ook op het financiele vlak houdt Jan Matthys zich niet aan de geplogenheden. De Vrouwe van Loenhout reageert ook hierop, maar Jan Matthys zal dit eveneens naast zich leggen.
31 juli 1716 te Brussel Jan Matthys wordt nogmaals gesommeerd zich te houden aan de reglementeringen betreffende de betalingen van salarissen volgens de hoofdbank van Zandhoven door de Vrouwe van Loenhout en de Schout. Ook hier reageert Jan Mathhys niet op. 7 augustus 1716 Jan Matthys wordt nogmaals gesommeerd te voldoen aan het vonnis van de Raad van Brabant van 11-05-1716 en van 31-07-1716 ten einde zich te houden aan de reglementeringen betreffende de betaling van salarissen volgens de hoofdbank van Zandhoven.
22 augustus 1716 Jan Matthys wordt gesommeerd te voldoen aan het vonnis van 07 augustus 1716 en tot de betaling van de kosten hiervan binnen de 12 dagen. Jan Matthys werd hiervoor reeds veroordeeld. Nu komt er een deurwaarder aan te pas om te manen tot betaling binnen de 12 dagen, anders volgt er echte uitvoering van het vonnis.
07 juni 1719 te Brussel De Raad van Brabant geeft de toelating aan de Vrouwe van Loenhout, de Douariere van Sieghem, om een substituut-secretaris aan te stellen en om deze behoorlijk in te richten. Er zullen er een hele reeks volgen, het zal inderdaad niet makkelijk geweest zijn voor deze mensen om op zulke manier samen te werken met de secretaris, die zelf nog eens gemaand wordt tot het uitoefenen van zijn ambt.
26 juni 1719 te Brussel De Vrouwe van Loenhout en de schout van Loenhout dagen Jan Matthys voor de Raad van Brabant ten einde hem te verplichten zijn werk en zijn functie van secretaris behoorlijk uit te voeren en recht te hebben op de dokumenten. Het gaat blijkbaar van kwaad naar erger.
10 maart 1721 te Loenhout Jan Matthys wordt in volle vergadering van de gemeente (met meer dan 100 aanwezigen) door de Vrouwe van Loenhout bedreigd met: "Ik zal u leugenachtig maken". Waarop Jan Matthys repliceert: "Daar zijt gij niet bekwaam toe ....." Men vraagt zich af of de secretaris zich dit wel moet laten welgevallen. 1723 te Loenhout In 1723 krijgt de Vrouwe van Loenhout de toestemming een substituut-secretaris aan te stellen, hetgeen ook gebeurt. Vanaf die tijd komen er ook berichten over het merkwaardige gedrag van Jan Matthys, over de publieke "sottichheden" die hij opvoert. Hij lijdt blijkbaar aan zelfoverschatting en meent dat niemand gezag over hem kan laten gelden, ja dat hij zelf de koning en de keizer is! Officieel blijft hij secretaris van Loenhout, maar er komen een aantal substituut-secretarissen. 07-02-1724 te Brussel Jan Matthys wordt gemaand door de Raad van Brabant om de sleutels en de papieren van het secretariaat af te geven binnen de drie dagen.
27 juli 1728 te Loenhout De procureur-generaal, op inspectie zijnde, stelt vast hoe Jan Matthys zich, te midden van het Loenhoutse volk, misdraagt en uitdagend danst en roept: "Ik ben de Keizer". Jan Matthys heeft blijkbaar echter een hele massa volks op zijn hand. 20-08-1729 te Brussel De Heer van Loenhout, P. J. van der Laen, verplicht de gemeente er toe om alle veertien dagen gerechtsdagen te houden om aan iedereen een goede en vlugge rechtspraak te kunnen garanderen.
|
Jan Matthys: "Sottichheden" te Brasschaat |
De vorster van Loenhout verklaart hoe hij ten huize van herbergier Matthys de Laet uit Brasschaat werd geroepen. Op 30 juli 1728 had Jan Matthys zich in deze herberg misdragen. Blijkbaar wilde Jan Matthys de herbergier laten arresteren en laten opsluiten in het Steen te Antwerpen. De herbergier liet zich echter niet overdonderen. Hij legde klacht neer. De afloop van dit verhaal is niet bekend, maar het typeert wel Jan Matthys.
14 augustus 1728 te Brasschaat
|
Problemen te Loenhout |
10 maart 1721 te Loenhout Jan Matthys wordt in volle vergadering van de gemeente (met meer dan 100 aanwezigen) door de Vrouwe van Loenhout bedreigd met : "Ik zal u leugenachtig maken". Waarop Jan Matthys repliceert : "Daar zijt gij niet bekwaam toe…." Men vraagt zich af of de secretaris zich dit moet laten welgevallen. Tenslotte blijkt dit geen banale ruzie meer te zijn. De Vrouwe van Loenhout is ook niet de eerste de beste om tegenin te gaan, tenslotte vertegenwoordigde zij het keizerlijk gezag. Op de vergadering waren blijkbaar meer dan 100 personen aanwezig. Dit wijst er wel op dat de bevolking benieuwd was naar de afloop. Ik vermoed dat zij kwamen zien hoe Jan Matthys het er vanaf zou brengen. Blijkbaar had hij dan toch een grote aanhang in het dorp. Uit de hele tekst blijkt wel dat men vindt dat Jan Matthys zich niet door de Vrouwe van Loenhout moet laten leugenachtig maken.
|
¹ gy lieght: "die woorden immers, zegt Julius Clavius, en de belediging no 13 ‘gij liegt’ zijn uit gewoonte ingevoerd, om kracht van bedreiging te hebben zoals aan iedereen bekend is (waar ook mee akkoord gaat) faber bij het kerkelijk wetboek, boek 9, titel 20 de bepaling bij Chritineus bij het gewoonteboek van Mechelen tiel 2, artikel 4 n 12 en 13 en alle andere op allerlei plaatsen" |
27 juli 1728 te Loenhout De procureur-generaal, op inspectie zijnde, stelt vast hoe Jan Matthys zich, te midden van het Loenhoutse volk, misdraagt en uitdagend danst en roept: "Ik ben de Keizer". Jan Matthys heeft blijkbaar echter een hele massa volk op zijn hand. De vorster van het dorp, Bonsi genaamd, zal Jan Matthys wel niet gunstig gezind zijn daar hij door Jan Matthys in het openbaar uitgedaagd word. Jan Matthys daagt hier eigenlijk alle gezagsdragers in het openbaar uit. In dit verband mogen wij ook niet vergeten dat Jan Matthys aan de parijse Sorbonne gestudeerd had, waar op dat ogenblik de "Verlichting" reeds in opmars was. Zoals de wetenschappelijke vooruitgang afhing van de vrije communicatie tussen degenen die haar beoefenden, zo scheen er op het sociale vlak een vrije discussie te ontstaan tussen de mensen. Daarom was de Verlichting wat de politieke kant betreft, vol kritiek op de oude politieke machthebbers. Het Goddelijk recht der koningen werd ter discussie gesteld en verworpen. Jan Matthys had dit blijkbaar goed onthouden. Misschien zag hij beter dan wie ook de onvolkomenheden van het systeem en ageerde hij er tegen op een manier die het volk aangenaam was, maar de gezagsdragers niet. Nu zou men Jan Matthys misschien een anarchist noemen. Wij kunnen deze theorie natuurlijk niet bewijzen. Wanneer men de navolgende documenten leest dan denkt men spontaan "die man is gek!". Die gedachtengang is misschien juist, ofwel is ze te eenvoudig wanneer men bedenkt dat deze documenten zijn geschreven door en voor personen die door Jan Matthys werden aangevallen. Zij krijgen hiermede de kans om zich te verdedigen en zodoende het gelijk aan hun kant te halen. De documenten laten ons echter niet toe om iets te bewijzen, wij laten ze dus voor zichzelf spreken.
|
De scheiding |
Scheiding van goederen tussen Jan Matthys van Elsacker en zijn vrouw Magdalena Tappers. Jan Matthys wordt bijgestaan door zijn broer Peeter, pastoor van St Willibrordus te Antwerpen, en advocaat mr van Grinsven. Het is duidelijk dat zijn broer Peeter, pastoor van de St Willibrordusparochie te Antwerpen, de kant kiest van Jan Matthys in deze zaak. Wist hij meer Misschien ligt hier wel de uitleg waarom Jan Matthys later naar zijn broer trekt en er ook zal sterven. Magdalena Tappers wordt bijgestaan door haar schoonzoon, Leobardus Vierlingh, en advocaat mr Aerts. Het is dus wel zeker dat tenminste haar schoonzoon haar zijde kiest. Het moet dus wel een diepe scheuring geweest zijn in het gezin. Was het mogelijk enkel het gedrag van Jan Matthys dat bepalend is geweest voor de scheiding of zijn er nog andere factoren die hiervan gebruik gemaakt hebben ? Niettegenstaande het echtpaar er niet meer toe te bewegen was om samen te blijven leven aanvaardden zij een minnelijke schikking. Magdalena Tappers eist echter en verkrijgt dat de scheiding tussen de beide hoven wordt gesepareert. Zij wil Jan Matthys blijkbaar niet meer zien of horen. Jan Matthys woonde toen in het Schaliënhuis. Magdalena Tappers woonde in het huis ernaast, dat "De Doren" werd genoemd. Dit huis is de huidige taverne "Far West" met zijn typische knik in de gevel die er toen reeds in was. Dhr Essers, substituut-secretaris, wordt in dit proces vermeld en zal gaan inwonen bij Jan Matthys en de secretaristaken op zich nemen. Blijkbaar is men bij de Raad niet zeker of Jan Matthys zijn werk goed zal kunnen uitvoeren. Blijkbaar kiest men het zekere voor het onzekere. Wij laten best het document voor zichzelf spreken. 03 juni 1741 te Loenhout
12-02-1742 te Loenhout Tijdens de huwelijksperikelen van Jan Matthys en Magdalena Tappers is er sprake van een notitieboekje waarin aantekeningen gemaakt zijn omtrent de leveringen van bier. Er werd blijkbaar nog steeds bier gebrouwen in het Schalienhuis. Magdalena had dit boekje in haar bezit en Jan Matthys eiste dit boekje op. Het is dus wel duidelijk dat Jan Matthys geen brouwer was in het Schaliënhuis te Loenhout. |
Magdalena Tappers neemt over |
Het is opvallend dat vanaf nu de naam van Jan Matthys niet meer in de documenten te vinden is. Er is steeds sprake van de Jouffrouwe Magdalena Tappers, de huisvrouwe van de secretaris Jan Matthys van Elsacker "geduerende haersmans onbequaemheyt". Jan Matthys is blijkbaar uit het dorp verdwenen. Niemand doet nog een beroep op hem. In de documenten wordt hij nog wel vermeld als zijnde de secretaris. Hij trekt ook nog de emolumenten hiervoor, daar waar M. A. Essers de werkzaamheden uitvoert. Maar waar is Jan Matthys dan Is hij nog wel in het dorp? Is hij ziek? Zeer waarschijnlijk is Jan Matthys, vrijwillig of gedwongen(?), naar Antwerpen vertrokken bij zijn broer Peeter, die pastoor was in de St Willibrordusparochie. Wij merken ook op dat M. A. Essers tekent als substituut-secretaris. |
21-04-1736 te Loenhout Magdalena Tappers daagt Hendrik Wauter Quirynen, als borg voor Jan Baptist Eelen, voor het gerecht om een achterstallige schuld van 100 gulden te doen betalen. Buiten het Schaliënhuis en Den Doren hadden zij dus nog meerdere eigenommen in Loenhout.
21-04-1736 te Loenhout Magdalena Tappers daagt Hendrik Jan Bartholomeeusen voor het gerecht wegens achterstallige betaling van een som van 150 guldens met intrest over een periode van 08-04-1712 tot 08-04-1836. Dit bedrag zou Bartholomeeusen normaal op een jaar tijd terugbetaald hebben. 21-04-1736 te Loenhout Magdalena Tappers daagt Joris Jan Rombouts, borgemeester van Loenhout, voor het gerecht wegens een som van hondert zes en twintig gulden alsook wegens een specificatie ten laste van het dorp Loenhout.
19-05-1736 te Loenhout Magdalena Tappers daagt Jan Gerard Kivits voor het gerecht wegens het niet betalen van huur van een huis in de Beirestraat. 19-05-1736 te Loenhout Vonnis van de zaak dewelke Magdalena Tappers inleidde by het gerecht tegen Jan Gerard Kivits wegens het niet betalen van huur van een woning in de Beirestraat te Loenhout.
13-04-1737 te Loenhout
18-06-1737 te Loenhout Machtiging van Magdalena Tappers, huisvrouw van Jan Matthys van Elsacker, secretaris, "geduerende haersmans voors. onbequaemheyt". Zij geeft haar dochter, Maria Anna van Elsacker wonende te Roosendaal en 23 jaar oud, toelating om te trouwen met Leobardus Vierling wonende te Bergen op Zoom. Hier missen wij duidelijk Jan Matthys. Hij is niet aanwezig bij dit heuglijke familiale gebeuren. Het is dus best mogelijk dat de breuk in het gezin reeds zo diep was dat hij niet gewenst was. Later zal deze zelfde Leobardus zijn schoonmoeder assisteren bij de scheiding. Zij waren dus blijkbaar geen vrienden, of zij waren bang voor de "sottichheden" van Jan Matthys. 29 april 1739 te Hoogstraten Magdalena Tappers maakt een codicil voor notaris Th. V. Gerardi. Zij doet dit alleen en zonder Jan Matthys. 04 juni 1740 te Loenhout Geboorte van Carolus Joannes, zoon van Joannes Nicolaas van Dijck en van Cornelia Baljaers. De doopgetuigen zijn R. D. Carolus Antonius Valckenaer en Magdalena Tappers. Ook bij deze familiale gelegenheid wordt Jan Matthys blijkbaar niet gewenst. Het kan natuurlijk ook zijn dat Jan Matthys niet "bequaem" is om aanwezig te zijn.
|
"Karel Jan, zoon van Jan Nicolaes Valckenaer en Cornelia Baljaers. Getuigden E Heer Karel Antonis Valckenaer, kanunnik van Hoogstraten, en Magdalena Tappers, echtgenote van de Heer secretaris" |
09 juli 1740 te Hoogstraten Magdalena Tappers maakt een codicil voor notaris Th. V. Gerardi. Wederom doet zij dit alleen. 09 september 1740 Magdalena Tappers gaat bij de Soevereine Raad in beroep tegen de pastoor en de regeerders van de kerk van Loenhout. Zij wil een som van 300 gulden "courant in voldoeninghe van sesse jaren". Op 25-01-1729 ging zij een akkoord aan met de pastoor, schout en schepenen als provisors der kerk. De heren voldeden blijkbaar niet aan de overeenkomst. Vraagt dus de vorige geslachten, en tekent op wat hunne Vaderen verzameld hebben, want zelf, zijn wij eerst van gisteren en weten niets. |
appendum: de gebarsten klok van Loenhout |
Dat niet alles van een leien dakje liep wanneer het er op aan kwam om te betalen, blijkt uit de hierna volgende geschiedenis. De klok van de kerktoren van Loenhout was gebarsten. Deze klok was gegoten in het jaar 1593 en had na een goede eeuw trouwe dienst het blijkbaar afgegeven. De bevolking van Loenhout vond dat het recht had op een nieuwe klok. Zij kwamen terecht bij de abdij van St Bernards aan de Schelde (te Hemiksem) die, als tiendenheffer, verondersteld werden om een nieuwe klok te betalen. De abdij weigerde dit echter. De inwoners van Loenhout besluiten dan maar om zelf een nieuwe en zwaardere klok (van 1093 naar 2094 pond) te laten maken door de klokkengieter Frillien uit Lier. Zij besluiten ook om de betaling van deze klok te laten geschieden na het in rechte vragen bij de abdij van St Bernards te Hemiksem. De Vrouwe van Loenhout, de schout, de secretaris en de notabelen van het dorp ondertekenen dit document. Naderhand wordt dit contract gevalideert door twee provisors van het klooster. Zij hebben dus blijkbaar toch toegegeven. |
06 augustus 1712 te Loenhout
02 november 1712 te Loenhout de Cort, de schout van Loenhout, wordt naar Lier gezonden, samen met de heren provisors van de abdij, om de hergoten klok te gaan wegen en de penningen te betalen voor het hergieten en zwaarder maken van deze klok. Jan Matthys maakt en ondertekent dit document.
|
"Concordantiam cum suis originalibus": ik getuig voor de overeenkomst met de originele (teksten) |
appendum: de pastorie van Pulderbos |
TE COOP | ||
Een seer schoon huys van plasantien uyten water gemest met twee op-treckende brugghen / met eene pacht-hoeve daer aene / groot int geheele ontrent de dertich bunderen / gestaen ende gelegen tot Pulder-bossche inde plaetse / toebehoorende d’Erfgenamen Gillis Bailly / alle welcke goederen consisteren in dese naer volgende parcheelen / te weten: | ||
| ||
So wie gadinghe inde voorschr goederen is hebbende / mach hem addresseren aen den Notaris Hoefs / woonende inde Huyvetterstraet tot Antwerpen / ende men sal hem de conditien voor-houden Den eenen segget den anderen voorts |
Op deze manier wordt het domein van Pulderbos beschreven bij de verkoop. Michiel van Elsacker, vader van Jan Matthys, koopt het domein, incluis de nu nog bestaande "oude Pastorie", te Pulderbos op 14-11-1681, van de Markies de Melin. Hij blijft echter wel te Loenhout wonen. Er zal, eigenaardig genoeg, nooit een van Elsacker in dit domein of huis komen wonen. Om de aankoop te kunnen doen gaat Michiel op 24-11-1681, samen met Marcellus Marcelli, die gehuwd was met Catharina Van Elsacker (een dochter van een oudere broer van Michiel), een lening aan van 5000 gulden bij Jacobus Anthonius de Witte, oud-burgemeester van Antwerpen en heer van Terlaeken-Leverghem. Op 11-01-1682 gaan Michiel en Marcellus opnieuw een lening aan van 900 gulden bij dezelfde de Witte. Op 02-10-1682 lenen Michiel en Marcellus andermaal 2000 gulden bij Jacobus de Witte. Op 15-02-1687 verklaren zowel Michiel als Marcellus dat de eigendommen voor een derde mede toebehoren aan Jacobus de Witte en dat elk van hen aan Jacobus de Witte een bedrag van 3300 gulden schuldig is . Michiel van Elsacker zal medeeigenaar blijven tot aan zijn dood op 06-05-1689. Vermoedelijk heeft er na zijn dood nooit een erfdeling plaatsgevonden. Er is steeds sprake van de weduwe en de gemeenschappelijke erfgenamen. Zijn weduwe zal hem overleven tot in het jaar 1720. Op 29-12-1690 gebeurt er een herverdeling der rentebrieven. Marcellus Marcelli geeft dan goederen als onderpand. Mattheus van Gilse, broer van Catharina, geeft de goederen te Pulderbos als onderpand . Op 09-09-1692 gebeurt er een nieuwe herverdeling der goederen tussen Jacobus de Witte enerzijds en Marcellus Marcelli en Catharina van Gilse anderzijds. De Witte vraagt en krijgt een onverdeeld derde. Op 29-04-1698 zal Marcellus Marcelli zijn deel van het onroerend goed vermaken aan Jan Matthys van Elsacker. Jan Matthys wordt de volgende eigenaar van de eigendommen te Pulderbos. Hij heeft er ook nooit gewoond. Hij blijft eigenaar tot aan zijn dood in 1751 na een zeer bewogen leven. Hij overlijdt bij zijn broer Peter, pastoor van de St Willibrorduskerk "extra muros" te Antwerpen. Van deze pastoor vindt men in de archieven twee brieven waaruit blijkt dat hij de belangen van zijn broer behartigde. Zo schrijft hij dat de pachter der hoeve, Cornelis Bruynckens, die op 24-01-1737 overleden was, nog 580 gulden achter stond met het betalen van de huur, en dat hij van zijn weduwe "Catharina Waegemans noyet in der minne de voors somme heeft cunnen becomen… . En inne den quaden wil van de weduwe-boedelhoudster die hem continuelyck paeyde met goede woorden sonder effect ....." Deze pastoor vraagt aan de Schout en schepenen te willen overgaan tot de gerechtelijke verkoping van de inboedel "meubelen, bestialen, peeën, raepen, enz....." tot het bedrag der achterstallen. Uit een ander document blijkt dat, in belangrijke gevallen, de gemeente op hem een beroep doet:
|
Opmerking: De gemeente Pulderbos had 4400 gulden geleend om de oorlogsuitgaven van de Oostenrijkse Successieoorlog (1744-1748) te kunnen betalen. Waarschijnlijk heeft zij personen gezocht welke borg wilden staan voor de intrest hiervan. Na de dood van Jan Matthys beheert zijn weduwe, Magdalena Tappers, de eigendommen te Pulderbos tot aan haar dood in 1760. Peter van Elsacker, zoon van Jan Matthys, wordt de volgende eigenaar. Van hem erft Maria Josepha Hendrika van Elsacker de eigendommen. Zij huwt met Jacobus Carolus Philippus de Vries, kerkmeester van de St Jacobskerk te Antwerpen. Haar vier kinderen (de Vries) erven de eigendommen. Zo ging dit domein verloren voor de familienaam Van Elsacker. Het was familiebezit van 1681 tot 1854. |
appendum: Het Schaliënhuis te Loenhout |
Aankoop van Michiel van Elsacker (geboren 1525 en betovergrootvader van Jan Matthys) van het Schaliënhuis te Loenhout. 26-08-1560 te Loenhout
Michiel van Elsacker, vader van Jan Matthys, was niet alleen notaris en procureur, hij was tevens landbouwer en brouwer in het Schaliënhuis tot aan zijn dood in 1689. Jan Matthys was toen 20 jaar en verbleef toen (mogelijk) aan de parijse Sorbonne. Catharina van Gilse, weduwe van Michiel, beheerde toen al de goederen tot aan haar dood in 1720. Jan Matthys is dan eigenaar geworden van het Schaliënhuis. Het is echter niet bekend of Jan Matthys ook brouwer is geweest in het Schaliënhuis. Dit is weinig waarschijnlijk aangezien het Schaliënhuis met de brouwerij en een groot deel van het grondbezit toen werd verhuurd aan brouwer Erasmus Kerstens. In 1761 blijkt hij een achterstand te hebben van 1325 gulden in het betalen van de huurpenningen. Er wordt beslag gelegd op zijn goederen . Frans Bernard, zoon van Jan Matthys, neemt het Schaliënhuis weer in gebruik als brouwer. Vacate et Videte |
"Vacate et Videte": Weest rustig en bezin u (spreuk van abt Jacob van Elsacker, 1499-1505) |
Gebruikte afkortingen |
A.A.B. | Archief abdij Bornem |
A.R.A. | Algemeen Rijksarchief (Brussel) |
B.S. | Burgelijke Stand |
H.O.K. | Hoogstraatse Oudheidkundige Kring |
O.A. | Oud Archief |
O.C.M.W. | Openbare Centrum voor Maatschappelijk Welzijn |
R.A.A. | Rijksarchief Antwerpen |
R.A.B. | Rijksarchief Beveren |
R.K. | Rooms Katholiek |
S.A.A. | StadsArchief Antwerpen |
Sch.Reg. | Schepen Register |
V.V.F. | Vlaamse Vereniging voor Familiekunde |