versie 11 februari 2024 |
Verhalende geschiedenis bij parenteel Hoofddorp (deel II): Gerardus Petrus van der Eem |
Hier het verhaal van Antonius Adrianus (Ton) van der Eem in zijn geslaagde zoektocht naar een postuum eerherstel voor zijn oom Gerardus Petrus (Geer) van der Eem. |
Gerardus Petrus is begraven op 03-02-1945. Gerardus Petrus werd samen met zijn broer Simon Petrus tijdens de Sinterklaasrazzia van 1944 in Zuid-Kennemerland opgepakt en afgevoerd naar kamp Rees te Duitsland, alwaar hij overleed. In tegenstelling tot andere slachtoffers van kamp Rees, is Gerardus Petrus niet door de Oorlogsgravenstichting in 1951 of daarna herbegraven op een ereveld in Nederland of Duitsland. Dit, omdat een justitieel onderzoek uit 1951 heeft uitgewezen dat Gerardus Petrus “fout” zou zijn geweest tijdens de oorlog. Voor een postuum eerherstel, waarvoor diverse bewijzen zijn verzameld en aangedragen, is door zijn neef Ton, zoon van Gerardus' oudere broer Wilhelmus Hendricus, gestreden. Uiteindelijk is het postuum eerherstel verkregen. Simon Petrus heeft de verschrikkingen van het kamp overleefd. De overlijdensakte (Sterbe-urkunde, nummer 1945/53) geeft aan dat Gerardus Petrus tijdens de Sinterklaasrazzia woonachtig was aan de Drieheerenlaan 18 te Heemstede. Tevens vermeld de akte dat hij op 29-01-1945 om 12.15uur is komen te overlijden. Kamp Rees (ook Arbeitslager Groin) was in de Tweede Wereldoorlog van 1944 tot 1945 een concentratiekamp in Duitsland. Kamp Rees is gelegen nabij het dorp Rees in Duitsland, vlak over de Nederlandse grens bij de Rijn, in het buurtschap Groin. De grenzen van het kampterrein werden bepaald door een moerasgebied, bosschages en een tramlijn aan de voorzijde. De locatie van Kamp Rees was een uit 1850 stammende dakpannenfabriek. Deze fabriek was in handen van de familie Boers. Het terrein was als kamp in gebruik van november 1944 tot 23 maart 1945. Op 18 december 1944 kreeg het kamp officieel de status "Lager", met als naam ‘Ausländerlager Groine, Bauabschnitt Röhrig, Einheit Heinze’. Deze naam werd afgeleid van de kampleiders. Gedurende het bestaan van het kamp zaten er in totaal 3.500 mannen van verschillende nationaliteiten gevangen. Het kamp was geen Straflager, maar een Arbeitslager. De gevangen moesten er dwangarbeid verrichten. Gerardus Petrus was het 15e kind van Johannes Matthijs van der Eem, geboren 28-03-1869 te Heemstede, overleden 06-06-1931 te Haarlem, en Elisabeth van Leeuwen, geboren 13-06-1871 te Heemstede, overleden 23-10-1944 te Heemstede. |
Noot van Ton: Er zit ook nog een link in met pastoor van der Eem. Deze was tijdens de 2e wereldoorlog pastoor in Vogelenzang. Tijdens diezelfde razzia van 6 december, waarmee mijn verhaal begint, verstopte hij een aantal Vogelenzangse jongemannen in zijn kerk en stelde zich zelf breeduit op op de toegangstrap naar de kerk, waardoor Duitse soldaten het niet waagden de kerk binnen te gaan. Niet wetende dat op dat zelfde moment hemelsbreed vier kilometer verder twee achterneven van hem werden opgepakt, en waarvan er dus een niet meer is teruggekeerd. Helaas kwam begin 2024 de melding dat de voorvechter voor zijn oom Geer zijde Ton (Anthonius Adrianus) van der Eem eind 2023 is komen te overlijden. |
Voorwoord |
Dit is het verhaal over mijn oom Geer, de jongste broer van mijn vader en tevens jongste van een gezin met twaalf kinderen. Het begint bij de razzia van 6 december 1944 en eindigt in eerste instantie op 29 januari 1945, als oom Geer in een Duits kamp overlijdt. Maar geheel onverwacht krijgt het verhaal in augustus 2003 een bizar vervolg, om 19 november 2007 alsnog te eindigen. Ik heb lang geaarzeld of ik deze geschiedenis wel zou schrijven. Verschillende redenen hebben me doen besluiten het toch te doen. Zo wil ik graag mijn neven en nichten op de hoogte brengen van mijn ontdekkingen; iedereen kent het verhaal tot januari 1945, maar zal volledig onwetend zijn van het vervolg. Mijn vrouw, kinderen, inmiddels overleden broer, zussen, vrienden en kennissen heb ik de afgelopen vierenhalf jaar voortdurend lastiggevallen met mijn verhalen over deze zaak. Zij hebben, als dank voor hun luisterend oor, er recht op het complete verhaal te kunnen lezen. Daarnaast zijn er enkele mensen die de afgelopen anderhalf jaar op een of andere wijze behulpzaam zijn geweest tijdens mijn onderzoek. Ook zij hebben er recht op de afloop van oom Geers verhaal te kennen. Bij deze wil ik hen hartelijk danken voor hun hulp. Mijn zeer bijzondere dank gaat uit naar Dick Verkijk, die mij de afgelopen jaren onvermoeibaar heeft geadviseerd, geïnspireerd en de moed erin heeft gehouden. Ton van der Eem, Heemstede, maart 2008 |
De dood van oom Geer |
Woensdag 6 december 1944 vindt in Zuid-Kennemerland een grote razzia plaats, waarbij oom Geer en zijn drie jaar oudere broer Siem tezamen met circa duizend lotgenoten door de Duitsers worden opgepakt. Ze worden afgevoerd naar een kamp in het Duitse Rees. Amper twee maanden later, op 29 januari 1945, overlijdt oom Geer. Hij wordt 3 februari in Bienen begraven. De familie wordt door de autoriteiten op de hoogte gebracht van het overlijden, waarna vervolgens nooit meer iets van diezelfde autoriteiten wordt vernomen. Na de oorlog keert de volgens mijn oudste zus eens zo vrolijke oom Siem terug in Heemstede als een stille en in zichzelf gekeerde man. Hij heeft nooit over de periode in kamp Rees willen praten. |
De pastoor van Bienen |
Op een avond in augustus 2003 gaat de telefoon. Het is de oud-journalist Dick Verkijk, die mijn naam heeft gekregen van Hans Krol. Deze oud-bibliothecaris van Heemstede had in 1995 het boek ‘Heemstede in bezettingstijd’ geschreven, waarin het overlijden van oom Geer in een Duits kamp werd gememoreerd. Net als oom Geer is ook de vader van Dick Verkijk opgepakt bij de razzia in 1944 en afgevoerd naar kamp Rees.
Dick Verkijk, die op dat moment bezig is met research voor een boek dat hij gaat schrijven over kamp Rees, had in het Haarlems Dagblad een oproep gedaan om in contact te komen met ex-slachtoffers en/of nabestaanden. Mijn zus Hennie had hierop gereageerd en hem de naam van - de inmiddels overleden - tante Jo Heemskerk-van der Eem gegeven. Zij was op dat moment de enige nog in leven zijnde zus van oom Geer en kon uiteraard meer over de gebeurtenissen in 1944 vertellen. Dick Verkijk vroeg mij om het telefoonnummer van tante Jo om haar te kunnen interviewen.
Enige dagen later heb ik Dick Verkijk wederom aan de telefoon. "Ik heb een wat moeilijk verhaal en wil daar je negentigjarige tante niet mee lastigvallen, vandaar dat ik jou bel." 'Klinkt niet goed', is mijn reactie, 'maar vertel maar.' Hierop volgt een mij totaal onbekend verhaal. |
Eind december 1944 wordt een groep Haarlemmers - zoals de uit Zuid-Kennemerland afkomstige gevangenen gemakshalve worden aangeduid - vanuit kamp Rees overgeplaatst naar Bienen, een klein dorpje enige kilometers verderop. Daar overlijden in drie weken tijd 24 mannen als gevolg van ziekte, uitputting en mishandeling. Een deel van de bevolking van Bienen is zeer begaan met het lot van de Nederlandse gevangenen. De inwoners zien de haveloze en uitgeputte mannen dagelijks vanuit het kamp naar de werkplekken strompelen, waar ze ondervoed en in lompen gekleed in de barre winterkou tankvallen moeten graven. Ook de pastoor van de katholieke kerk in Bienen trekt zich het lot van deze mensen aan en zorgt ervoor dat de 24 slachtoffers - katholiek of niet - op zijn kerkhof worden begraven. Direct na afloop van de oorlog plaatst het uit Haarlem afkomstige Comité Nazorg Slachtoffers Kamp Rees op alle 24 graven een withouten kruis. |
Politiek onbetrouwbaar? |
In 1951 neemt de Nederlandse Oorlogsgravenstichting het initiatief om de 24 graven over te brengen naar een erebegraafplaats naar keuze van de nabestaanden. Voorafgaand hieraan doet het Ministerie van Justitie onderzoek naar de politieke betrouwbaarheid van de te herbegraven mannen. Alleen “goede” Nederlanders worden door de Oorlogsgravenstichting erkend als oorlogsslachtoffer en alleen zij komen in aanmerking voor overplaatsing naar de erevelden. Van de 24 slachtoffers betitelt Justitie drie mannen als politiek onbetrouwbaar, onder wie oom Geer. Hij was, volgens een rapport van Justitie, lid geweest van de NSB en had als vrijwilliger voor de Duitse Wehrmacht gewerkt in Finland, Frankrijk en Duitsland. Als ik dit verhaal van Dick Verkijk hoor, is mijn eerste reactie: ‘Onmogelijk, dit moet een vergissing zijn. Als dit waar zou zijn, had ik dit geweten.’ Dick Verkijk reageert in eerste instantie enigszins sceptisch; volgens de oud-journalist komt het vaker voor dat de familie na de oorlog liever niet meer over dit soort zaken wil praten. Maar ik ben en blijf overtuigd van de onjuistheid van dit verhaal. Verder vertelt Dick Verkijk nog dat van de drie “foute” slachtoffers er twee herbegraven zijn op een klein Duits soldatenkerkhof in Bienen. Van het graf van oom Geer ontbreekt echter ieder spoor. Nadat ik het verhaal eerst rustig heb laten bezinken, neem ik me voor de vergissing van Justitie uit 1951 recht te zetten en te achterhalen wat er met het graf van oom Geer is gebeurd. |
De hel van Rees |
Om te beginnen besluit ik me te verdiepen in de geschiedenis van kamp Rees. Ik start mijn naspeuringen op internet, en tik op Google de naam ‘Rees’ en ‘Arbeitslager Rees’ in. Dat levert een hele lijst hits op. Zo lees ik dat al in 1946 een boek, getiteld "De hel van Rees", is verschenen. Het is geschreven door Jan Krist, zelf een oud-gevangene van het kamp. Ik besluit het boek, dat nog steeds verkrijgbaar is, te bestellen. Tijdens het lezen wordt mij al snel duidelijk hoe gruwelijk die periode is geweest. De mannen waren ondergebracht in oude droogloodsen van een voormalige dakpannenfabriek, waar de wind aan alle kanten vrij spel had. Zij lagen daar mannetje aan mannetje op de lemen vloer, waarover zeer spaarzaam wat stro was uitgestrooid. Zonder verlichting, verwarming en dekens moesten zij daar de koude winternachten doorbrengen, met nauwelijks voedsel voorhanden. De sanitaire voorzieningen bestonden uit één pomp voor duizenden gevangenen en in de grond gegraven latrines. |
Overdag moesten de mannen in de bittere winterkou (de winter 1944-1945 was een zeer strenge) tankvallen graven, met nauwelijks beschermende kleding. Hun schoeisel was als gevolg van het voortdurend in de natte kleigrond staan binnen korte tijd vergaan. Met lappen om hun blote voeten gewikkeld stonden zij de hele dag in de natte tankgrachten. Gevolg: bevroren voeten en infecties. Kortom, de titel van het boek ‘De hel van Rees’ was niet ver bezijden de waarheid. Na het lezen van het boek van Jan Krist wil ik meer weten over de gebeurtenissen in kamp Rees. Daartoe breng ik een bezoek aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) aan de Herengracht in Amsterdam. Ik vraag hier de stukken op die beschikbaar zijn over Rees en krijg na korte tijd een stapel dossiers, waarmee ik me in de studiezaal installeer. Naast een aantal feitelijke gegevens over kamp Rees tref ik ook enkele zogenaamde “egodocumenten” aan. Dit zijn de persoonlijke belevenissen van mannen die in kamp Rees hebben gezeten. Ik moet bekennen dat ik tijdens het lezen van deze documenten geëmotioneerd raakte. Hartverscheurende verhalen. |
Rehabilitatie als erezaak |
Vervolgens breng ik een bezoek aan het Noord-Hollands Archief in de Jansstraat in Haarlem. Daar tref ik een uitgebreid verslag aan van het Comité Nazorg Slachtoffers Kamp Rees, dat onder leiding stond van de heer Krimp. In dit verslag wordt onder andere melding gemaakt van het feit dat het comité kort na afloop van de oorlog houten kruizen had laten plaatsen op de graven van de 24 slachtoffers die in Bienen waren begraven. Ook staat vermeld dat de nabestaanden foto’s van deze kruizen toegezonden hadden gekregen. Ik kan me herinneren dat ik vlak na de oorlog deze foto’s heb gezien. Inmiddels ben ik aardig wat te weten gekomen over de verschrikkingen die zich in kamp Rees hebben afgespeeld. Mijn voornemen om rehabilitatie voor oom Geer te bewerkstelligen was in eerste instantie slechts ingegeven door de wens een historische vergissing van Justitie recht te zetten. Maar na alles wat ik over kamp Rees te weten ben gekomen, wordt het anders. Als je in de ellendige omstandigheden van kamp Rees in alle eenzaamheid sterft aan uitputting, uithongering, mogelijk mishandeling of aan de combinatie van die drie, als vervolgens je graf ook nog eens spoorloos verdwenen blijkt en je zes jaar later volkomen ten onrechte beschuldigd wordt van politieke onbetrouwbaarheid, wordt voor mijn gevoel de rehabilitatie een erezaak. Maar hoe bewijs je nu, bijna zestig jaar later, dat het rapport uit 1951 niet waar kan zijn? |
De archieven in |
Het eerste deel van de beschuldiging, het lidmaatschap van de NSB, lost zich al snel op. Tijdens een ontmoeting met de eerdergenoemde Hans Krol vraagt hij of ik Dick Verkijk al gesproken heb. Ik vertel hem wat ik van Verkijk had vernomen, namelijk dat mijn oom in 1951 beschuldigd is van lidmaatschap van de NSB en dat hij gewerkt zou hebben voor de Duitse Wehrmacht. ‘Dat lidmaatschap van de NSB kan ik zo voor je nagaan’, is Hans Krols reactie. De oud-bibliothecaris is namelijk bestuurslid van de Vereniging Oud Heemstede-Bennebroek en tevens beheerder van het archief van de vereniging, dat onder meer de complete ledenlijst van de Heemsteedse NSB-afdeling bevat. Krol belooft mij de lijst te raadplegen om te zien of oom Geer daarop voorkomt. Na enige dagen krijg ik een telefoontje met uitsluitsel. Er komt op de lijst geen Van der Eem voor. Het tweede deel van de beschuldiging - dat oom Geer voor de Duitse Wehrmacht in Finland, Duitsland en Frankrijk zou hebben gewerkt - blijkt wat moeilijker te achterhalen. Ik bedacht me dat als dit waar zou zijn, oom Geer op zijn minst maanden, zo niet jaren, van huis moest zijn geweest. Uit gesprekken met tante Jo en met Rie van Willigenburg, de oudste dochter van de een-na-oudste zus van oom Geer, had ik echter vernomen dat als oom Geer in zijn leven al in Amsterdam was geweest, dat wel zijn verste reis was geweest. Als hij voor langere tijd in het buitenland geweest zou zijn, moet dit mogelijk in de administratie van de burgerlijke stand te achterhalen zijn. De heer Böing van de Afdeling Burgerzaken van de Gemeente Heemstede blijkt zeer bereidwillig, nadat ik hem de kwestie heb uitgelegd. Hij haalt vergeelde leggers tevoorschijn, waarin zich van iedere inwoner van Heemstede een persoonskaart bevindt. Hierop staan alle gegevens vermeld van de betreffende persoon. Op de kaart van oom Geer is niets te vinden over een tijdelijk verblijf in het buitenland tijdens de oorlog. Meneer Böing vertelt mij echter meteen dat dat niet hoeft te betekenen dat oom Geer niet in het buitenland geweest zou kunnen zijn. De betreffende persoon moest immers zelf aan de gemeente zijn reisplannen over de grens doorgeven. Als je je dus niet afmeldt bij de gemeente, wordt dit ook niet geadministreerd. Terloops meldt meneer Böing bij het bestuderen van de kaart: ‘Ik zie dat hem nooit een paspoort is verstrekt.’ Op mijn vraag of je in oorlogstijd een paspoort nodig had als je voor de Duitsers naar het buitenland wilde, kon hij daar niet met absolute zekerheid op antwoorden. Maar meneer Böing was er vrij zeker van dat een paspoort ook in die gevallen nodig was. Het NIOD heeft mij in een later stadium bevestigd dat het absoluut noodzakelijk was over een paspoort te beschikken. |
De vriendin van oom Geer |
Inmiddels was ook Dick Verkijk verder gegaan met het raadplegen van archieven. In het Nationaal Archief in Den Haag ontdekt hij dat er dossiers bestaan van de drie 'fout' bevonden slachtoffers in Bienen. Bij twee van hen blijkt het dossier inderdaad bezwarende informatie te bevatten. Het dossier van oom Geer telt slechts twee stukken: een zogenaamde inhoudsopgave en een vragenlijstje aan de gemeente Heemstede of de daarop vermelde persoonsgegevens juist zijn. Dit lijstje is door de toenmalige ambtenaar Kruidering ingevuld en geretourneerd. In het eerder genoemde gesprek met Rie van Willigenburg vertelde zij dat zij samen met haar verloofde Karel ‘s zondags op bezoek ging bij grootmoeder Van der Eem in de Drieherenlaan. Als het mooi weer was gingen ze met Geer en zijn vriendin op de fiets naar Zandvoort of de duinen. Ik heb de naam van die toenmalige vriendin van oom Geer kunnen achterhalen; het was Ina Beekhuizen, die een paar huizen verderop in de Drieherenlaan woonde. In het telefoonboek staat nog steeds een Beekhuizen in de Drieherenlaan. Het blijkt de broer van de inmiddels overleden Ina te zijn. Hij kan het zich nog goed herinneren. Zijn vader, die bij de ondergrondse zat, had bezwaar tegen de relatie van zijn dochter. "Je oom was absoluut niet bij de NSB. Dan zou ik dat geweten hebben", vertelt hij. Het bezwaar van de vader van Ina tegen de relatie was uitsluitend gebaseerd op het in zijn ogen te grote leeftijdsverschil tussen zijn dochter en oom Geer. |
Net te laat ..... |
Mijn zoektocht gaat verder. Verschillende leden van de familie Van der Eem waren lid van de vrijwillige brandweer van Heemstede. Oom Geer wellicht ook? En als dat zo was, heeft de brandweer dan in het archief misschien nog gegevens waaruit zou blijken dat hij gedurende de oorlog Heemstede niet heeft verlaten? Op mijn brief aan brandweercommandant Reemer met de vraag of hij dit kan nagaan, krijg ik al na enkele dagen antwoord. Opa Van der Eem, oom Siem en mijn vader (dat laatste wist ik wel natuurlijk) waren jarenlang lid geweest van de brandweer. Helaas, oom Geer niet. Oom Geer was van beroep broodbakker bij bakkerij Franken. Dit bedrijf is in de jaren zestig overgenomen en na opeenvolgende fusies maakt het nu deel uit van een broodfabriek in Haarlem. Zou dit bedrijf de personeelsadministratie van bakkerij Franken uit de oorlogsjaren nog hebben? Nee, helaas. Als ik mijn buurvrouw vertel over mijn activiteiten, meldt ze: ‘Was maar een jaar eerder geweest! Toen was de oude meneer Franken weliswaar al op hoge leeftijd, maar nog zeer helder van geest. Hij had je ongetwijfeld kunnen helpen.’ Van de dochter van Franken krijg ik het telefoonnummer van haar broer, die over een soort dagboek beschikt waarin zijn vader het wel en wee van zijn bedrijf bijhield. Zou daarin misschien iets te achterhalen zijn? Wederom: nee, helaas. Volgende poging. Als je in ons land werkt, betaal je belasting en sta je daar dus geadministreerd. Zou de fiscus nog gegevens hebben van zestig jaar geleden? Nee dus. Talloze pogingen heb ik gedaan om in contact te komen met mensen die oom Geer gekend zouden kunnen hebben uit de oorlogstijd. Het is niet gelukt; het zouden immers allemaal mensen van in de negentig zijn geweest. Het dichtst bij was ik toen ik van iemand een naam en nummer kreeg van een medewerker van Franken uit de oorlogstijd. Het nummer blijkt niet in gebruik. Als ik naar de Amsterdamse Buurt in Haarlem fiets, tref ik een leeg huis aan waarin een schilder aan het werk is. Hij vertelt mij dat de vorige bewoner een maand eerder is overleden en dat hij het huis opknapt voor de nieuwe huurder. |
Onderzoek in Duitsland |
Mijn onderzoek speelt zich niet alleen af in Nederland. Op een zonnige februariochtend in 2004 rijd ik in tweeënhalf uur, inclusief een koffiestop, naar Bienen - een reis die in december 1944 zes dagen duurde. Ik heb hier een afspraak met Jupp Becker, een 75-jarige geboren en getogen inwoner van Bienen. Ik heb zijn naam van Dick Verkijk. Als zestienjarige jongen zag Becker dagelijks langs zijn ouderlijke woning aan de Emmericherlandstrasze de groep Haarlemmers passeren op weg naar hun werkplek. Zijn ouders waren, evenals vele andere inwoners van Bienen, zeer begaan met het lot van de dwangarbeiders en steunden hen waar mogelijk. Dit ondanks de zware straffen die op het geven van hulp stonden. Jupp Becker weet alles over de geschiedenis van kamp Rees en heeft twee boeken geschreven; één over de oorlog in Bienen in het algemeen en één over de Nederlandse dwangarbeiders in Bienen. We bezoeken het monument bij de kerk van Bienen, dat hij samen met een vriend heeft opgericht. Aan de ene kant een plaquette van het Schotse regiment dat in Bienen een eind aan de oorlog heeft gemaakt, aan de andere kant de namen van de 24 Haarlemmers die in Bienen hun laatste rustplaats vonden. |
Vervolgens gaan we naar het gemeentearchief van Rees, waar een bereidwillige medewerkster op verzoek van Jupp Becker al een dikke ordner met archiefmateriaal over kamp Rees had klaarliggen. Tussen allerlei officiële stukken tref ik een brief aan van de Oorlogsgravenstichting aan de gemeente Rees, gedateerd 3 februari 1955. Hierin wordt medegedeeld dat de stichting de in Bienen begraven slachtoffers zal herbegraven op verschillende erebegraafplaatsen. Een namenlijst wordt als bijlage bij de brief gevoegd, maar deze ontbreekt in het archief. In het archief van de Oorlogsgravenstichting is deze bijlage evenmin te vinden. Het had wellicht een nader licht kunnen werpen op het spoorloos verdwijnen van het graf van oom Geer. Opmerkelijk genoeg tref ik in het archiefmateriaal van Rees nog een kopie aan van een artikel in het Haarlems Dagblad van 24 april 1952. Dit beschrijft de onthulling van een gedenksteen op het plein voor het raadhuis van Rees ter nagedachtenis aan de slachtoffers van kamp Rees. Na ons bezoek aan het gemeentearchief rijd ik samen met Jupp Becker naar de erebegraafplaats in Düsseldorf. Hier liggen 1229 landgenoten begraven die zijn omgekomen in de deelstaat Nordrhein-Westfalen. Daarnaast staat een gedenkmonument met de namen van nog eens 483 slachtoffers, van wie de graven onbekend zijn. Zeer indrukwekkend. |
Persoonsverwisseling? |
Op 9 maart 2004 schrijf ik een brief aan de Deutsche Dienststelle in Berlijn. Dit is een Duitse overheidsinstantie die de personele archieven van de Duitse Wehrmacht beheert. Als oom Geer voor de Wehrmacht zou hebben gewerkt, zou hij dan in hun archief voorkomen? Als dat laatste niet het geval zou zijn, is dat op zich natuurlijk nog geen sluitend bewijs dat hij niet voor de Duitse Wehrmacht heeft gewerkt. Belangrijk om te weten is dat Dick Verkijk in een eerder stadium had ontdekt dat een medegevangene in Rees, die voor de Duitse Wehrmacht in Noorwegen had gewerkt, op exact dezelfde dag als oom Geer in Bienen was overleden. Deze overeenkomsten hadden Dick en mij in eerste instantie op de gedachte gebracht dat er wellicht sprake was van een persoonsverwisseling. Dit blijkt achteraf echter niet het geval. Maar door de naam van deze persoon ook aan de Deutsche Dienststelle te geven had ik een controlemiddel op de juistheid van een eventueel antwoord. Dit antwoord luidde: Van der Eem komt niet voor in de archieven, de andere naam komt in het archief voor als Zivilarbeiter voor de Duitse Wehrmacht. Zoals eerder vermeld was aan oom Geer nooit een paspoort verstrekt. Uit navraag blijkt dat de ander wel een paspoort had gekregen. Een uitgiftedatum was onbekend, maar de afloopdatum vermeldde 29 oktober 1944. Paspoorten werden in die tijd over het algemeen voor twee jaar verstrekt, wat betekent dat deze in 1942 moet zijn verkregen. Aangezien het in oorlogstijd zeer ongebruikelijk was een paspoort aan te vragen, kan het niet anders bedoeld zijn geweest dan om voor de Duitse Wehrmacht naar het buitenland te reizen. |
Geen controle |
Voor het vervolg van mijn zoektocht naar de waarheid over oom Geer reis ik op 16 april 2004 af naar Den Haag. Daar heb ik een afspraak met meneer Lejewaan, een van de twee opstellers van het rapport uit 1951 waarin oom Geer als politiek onbetrouwbaar is verklaard. Mijn geluk is dat de naam van deze meneer niet alledaags is; als ik via de computer iemand met dezelfde naam en voorletters zoek, blijkt het inderdaad de Lejewaan van het rapport uit 1951. Uiteraard kan hij zich dit specifieke rapport niet meer herinneren. Dat had ik ook niet verwacht; ik ben voornamelijk benieuwd hoe een dergelijk onderzoek verliep. Dat blijkt een zeer simpele procedure te zijn. Samen met een collega ging Lejewaan met een namenlijst naar een gebouw waarin een archief was gevestigd. De lijst werd overhandigd aan een archiefbediende, die vervolgens op zoek ging naar dossiers van de vermelde personen. Vervolgens werden die dossiers aan beide politiemannen ter inzage gegeven, die er de relevante gegevens uit over namen; kopieerapparaten bestonden in die tijd nog niet. Het maken van vergissingen bij deze gevolgde procedure is natuurlijk niet uitgesloten. Op mijn vraag of bezwarende feiten vervolgens nog werden gecontroleerd - bijvoorbeeld in de plaats waar de betreffende persoon woonde of had gewoond - was het antwoord ontkennend. Het feit dat er een bezwarend dossier was aangetroffen, was de enige beoordeling. |
Wel feiten, geen resultaat |
Kan ik de onschuld van oom Geer aantonen? Ik denk inmiddels voldoende feiten hiervoor verzameld te hebben: het ontbreken van bezwarende gegevens in het dossier, het niet voorkomen op de ledenlijst van de NSB, geen paspoort, onbekendheid bij de Deutsche Dienststelle, een onvolledig onderzoek in 1951 en daarnaast getuigenissen van familieleden dat oom Geer gedurende de oorlog niet uit Heemstede is weg geweest. Dit alles moet mijns inziens voldoende zijn om Justitie te overtuigen dat het rapport uit 1951 niet juist kan zijn. Op 4 september 2004 schrijf ik een brief aan Justitie met het verzoek om op basis van bovengenoemde feiten het oordeel over oom Geer uit 1951 te herzien. Inmiddels was het boek van Dick Verkijk uitgekomen en dit zou op 11 oktober 2004 in Haarlem officieel worden gepresenteerd. Omdat ik er niet aan twijfelde dat mijn verzoek tot eerherstel zou worden ingewilligd, leek het mij een mooie gedachte dat bij de boekpresentatie aan Dick Verkijk te kunnen vertellen. Het antwoord van Justitie kwam echter pas twee weken na de boekpresentatie - en was tot mijn verbazing afwijzend. Op geen enkele van de door mij aangedragen feiten werd ingegaan. Er werd volstaan met de mededeling dat archiefonderzoek geen nieuwe feiten had opgeleverd en dat er dus geen aanleiding bestond hun oordeel uit 1951 te herzien. Herhaalde verzoeken mijnerzijds om op zijn minst de door mij aangedragen feiten te beoordelen sorteerden evenmin succes. Inmiddels heeft Dick Verkijk in februari 2005 aan het toenmalige Tweede Kamer-lid en huidige kamervoorzitter mevrouw Gerdi Verbeet gevraagd of zij binnen het Haagse circuit wellicht wat aan onze zaak kon doen. Ondanks haar inspanning had ook dit geen resultaat. |
Hulp van de Ombudsman |
Overtuigd als ik was van het ongelijk van Justitie was ik vastbesloten het er niet bij te laten zitten. Vraag was echter: hoe nu verder? Tijdens een ontmoeting met Hans Krol, korte tijd later, geeft hij een nuttige tip. Als ik hem meld dat de zaak enigszins op slot zit, adviseert hij mij om contact te zoeken met Professor Doctor W. Hijmans. Deze inwoner van Aerdenhout had tijdens de Tweede Wereldoorlog een rol gespeeld in het verzet.
Ik zet Professor Hijmans de situatie uiteen en leg hem de stukken voor, waarna in een gesprek verschillende vervolgacties ter sprake komen. Een hiervan is de suggestie de zaak voor te leggen aan de Nationale Ombudsman. Tijdens het gesprek geeft meneer Hijmans mij tevens een uitnodiging voor een herdenkingsbijeenkomst in het Provinciehuis van Zuid-Holland voor de Haagse slachtoffers van Kamp Rees. Tijdens de bijeenkomst, die enige dagen later plaatsvindt, zal onder andere een toespraak worden gehouden door de directeur Oorlogsgetroffenen van het ministerie van Volksgezondheid. Ik besluit om naar deze bijeenkomst te gaan en spreek na afloop de directeur Oorlogsgetroffenen aan. Ik vertel haar over de kwestie Oom Geer en overhandig haar de kopieën van een aantal stukken die ik voor de zekerheid heb meegenomen. De directeur zegt mij toe de kwestie op haar ministerie te laten bekijken. Helaas, enige tijd later krijg ik een telefoontje waarin zij vertelt niets met deze zaak te kunnen beginnen. Na het zoveelste dode spoor besluit ik om de suggestie van Professor Hijmans op te volgen; op 25 november 2005 dien ik bij de Nationale Ombudsman een klacht in tegen het Ministerie van Justitie. Na een uitvoerig onderzoek door de Nationale Ombudsman en het vervolgens uitwisselen van de reacties van Justitie en mij op tussentijdse rapportages, verschijnt op 17 april 2007 het openbare eindrapport. De Nationale Ombudsman acht mijn klacht jegens het Ministerie van Justitie gegrond, en doet de aanbeveling aan de Minister van Justitie om de rehabilitatie nogmaals te heroverwegen en in te gaan op de door mij aangedragen feiten. Op 19 november 2007, ruim vier jaar nadat ik van Dick Verkijk heb vernomen waarvan oom Geer in 1951 is beschuldigd, schrijft de Minister van Justitie mij de brief uit 1951 waarin oom Geer politiek onbetrouwbaar werd verklaard in te trekken. Hiermee is oom Geer, bijna 63 jaar na zijn overlijden, alsnog recht gedaan. |
Het graf |
In 1955 vindt de herbegrafenis plaats van de 24 in Bienen begraven slachtoffers. Elf personen worden herbegraven op de erebegraafplaats in Düsseldorf, drie op het ereveld in Loenen, een in Haarlem en een in Zandvoort. Van vijf slachtoffers worden de namen op het monument in Düsseldorf vermeld en van de drie politiek onbetrouwbaar bevonden mannen worden er twee in 1960 op een klein soldatenkerkhof in Bienen herbegraven. Waar het graf van oom Geer is gebleven is niet meer te achterhalen. In het archief van het Rode Kruis in Den Haag vind ik een plattegrond van het deel van de begraafplaats in Bienen waarop de graven met bijbehorende namen staan ingetekend, waaronder die van oom Geer. Ook in de begrafenisregisters van de katholieke kerk in Bienen komt zijn naam voor. Hij is dus wel degelijk op het kerkhof in Bienen begraven, maar waar hij na de herbegraving terecht is gekomen? Nasporingen bij de Oorlogsgravenstichting, het Rode Kruis en de Duitse Kriegsgraberfursorge hebben niet tot resultaat geleid. |
Herdenking |
Hoewel we dus niet weten waar het graf van oom Geer zich bevindt, kunnen we hem op een andere plek wel de laatste eer bewijzen. Zondag 27 april (2008) organiseert de familie Van der Eem - na een tussenstop in Bienen - een herdenkingsbijeenkomst voor oom Geer op de erebegraafplaats in Düsseldorf, waar zijn naam inmiddels op het monument op het ereveld is toegevoegd. Ook is hij opgenomen in het slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting. Eindelijk eerherstel voor oom Geer. |