versie 26 augustus 2019 |
De overval! |
In de nacht van 9 op 10 juli 1795 wordt de dove Cornelia Maas, weduwe van Cornelis van Elsacker, in haar woning te Noordgeest overvallen. Op de twaalfde juli daarna wordt de aangifte op papier gesteld: |
Compareerde voor officier en scheepenen van den Noordgeest Cornelia Maas, weduwe van Cornelis van Elsakker, woonende onder deeze jurisdictie, welke ter requistre van den drossaard Johannes van Dort, Marinus zoon, onder solemneelen eede verklaarde waar te wezen: Dat zij deponente in den nagt tusschen den 9 en 10en dezer maand, te bedde liggende, en in slaap wezende, omtrend ten een uur daer uit wierde gewekt, door de beweeging welke zij aan het beddestroo, onder haer deponente bed liggende, gevoelde, konnende zij deponente niets hooren, als zeer doof zijnde. Dat zij deponente, opziende twee persoonen voor haare bedsteede zag staan, aan welke zij vroeg, wat is dat, wat is dat? Wat moet gij van mij hebben? Dat daerop een van beide manspersoonen, hebbende een hoed van voore afhangende op het hoofd, gekleed met zwart camisool, aan haar deponente van aanzien wel bekend, haar met zijn vuist twee à drie slaagen op het aangezicht toebracht, zoo dat haare voorste tanden daar door los geraakten. Dat evengemelde manspersoon haar deponente bij de keel gegrepen hebbende, zij zich als doe buiten staat gesteld vond eenig geluid te slaan; doch kort daarop van haar deponente hals heeft gerukt een goud slootje, gehegt aan vier tourtjes bruine kraaltjes, dat zij deponente om dien kerel in het denkbeeld te brengen dat zij buiten alle vermoogen was, haar hoofd in het kussen leide, by herhaaling hikkende. Dat gedurende het voors. voorval de andere manspersoon met een brandende lamp voorzien, zich wel bij haar bedsteede bevonden heeft, zijnde altoos achter of bezijden zijnen makker geplaatst. Dat de beide voorn. manspersoonen haar deponente als voorz. hoorende hikken, zich van haare bedsteede hebben begeeven in de kamer, zijnde de zoo genoemde burgerkamer, haalende de deur agter hen toe. Dat zij deponente, als doe met de uiterste vrees bevangen, uit haere bedsteede is opgestaan, met het voornemen om naar agteren te loopen, bespeurende op dit moment dat beide de deuren van haar kabinet openstonden, en er van haar goederen gestolen waaren. Dat zij deponente daarop Hendrik Smits, eigenaar van des deponentes woonhuis en in een agterkamer slaapende, heeft opgeroepen en gecommuniceert dat zij geloofde alles kwijt te weezen, wijl er de dieven nog waaren. Dat gezeide Smits een geruimen tijd daarna in den gang bij haar deponente gekoomen is, zeggende tegen haar, gaat er niemand naar Geert Goverts. Dat zij deponente naar den zelven Geert Goverts mitsgaders naar haar buure, Jan de Key en ten huize van de wed. Pieter Tholenaar ingeloopen om derzelve bijstand in te roepen en van daar t’huis koomende, geen vremd volk meer in huis gevonden heeft. Verklaarende zij deponente wijders na een nauwkeurig onderzoek dat van haar de volgende goederen gestolen zijn: Een zilvere beugel Een zilvere schaar en dito ketting Twee paar goude slooten, een paar met en een paar zonder steenen Een paar goude bellen Een paar zilvere vierkante vrouweschoengespen Een paar zilvere ovale dito Een goude geslepen ring Een goude ring met letters daer op aan den binnenkant gesneeden, denoteerende den naam van haar deponente of wel van wijlen haaren man Cornelis van Elsakkers Een pompadoure vrouwerok Een bruin damaste vrouwerok met witte bloemen Een roode kamalotte vrouwerok Een roode kalaminke dito met witte streepen Een baaye dito met roode en witte streepjes Een bruin nagtgronde jak Een witte dimitte dito Een groene litse lap van drie ellen Een zwerte catoene jak met witte plekjes Zes witte halsdoeken Een dito met roode rand Een zwarte duzanne schort Een witte zijde halsdoek met bleek blauwe streepen Drie mutsen met dubbele plooyen in kant Drie broekstreepte vrouwezakken met roode en blauwe streepjes Zeventien witte kousen Vijftien vrouwe hemden, sommige gemerkt C.M. Een ongemaakt manshemd Een nieuw manshemd zonder knoopen Twee manshemden, half sleet Een strik wit linnen, groot 25 ellen min ¼ el om hemden van te maeken Een nieuwe zwarte zijde doek met kant Twee enkele wolle mans mutsen, blaauw met een wit streepje Een witte mans catoene muts met roode streepen Twee sieserikke tafellakens Drie beddelakens Een posteleine kom, daar in twee en twintig gulden tien stuyvers aan geld Onderscheide specie 38 à 40 gulden aan geld in een teene bennetje van vier hokjes Nog honderd gulden, zoo rijksdaalders, guldens, zes d’halven in een graauw linnen beurs of zak Een rond teenen bennetje, waarin ontrend vier guldens aan duiten Een fries klokje met drie gewichten in kopere bussen, hangende aan koopere kettinkjes Een catoene schouwkleed met roode bloemen Een fijne en groffe kam Drie koopere kraan sleuteltjes Een goud halsslootje met vier tourtjes bruine kraaltjes Sluitende de deponente hier meede deze haare verklaring voor redenen van wetenschap gevende als in deze text en dat het gedeponeerde haar als nog is in een goed en versch geheugen, bevestigende allen ’t zelve met de woorden, zoo helpe mij God almachtig. Actum Noorgeest den 12 july 1795. Dit X is het handmerk van Cornelia Maas, wed. Cornelis van Elsakker L. Verhaert H. Stouters, sris |
De aangifte is terug te vinden in het archief (R.A.) Halsteren (Noordgeest), onder inventarisnummer 573, folio 64-70 |